Toebehoren/Installatieprocedure
Toebehoren
1
2
Installatieprocedure
1. Voorkom kortsluiting door de sleutel uit het
contact te halen en de minkabel (-) van de accu
los te koppelen.
2. Verbind de juiste ingangs- en uitgangskabel met
elk toestel.
3. Verbind de kabel met de bedradingsbundel.
4. Neem stekker B van de bedradingsbundel en
verbind hem met de luidsprekeraansluiting in de
auto.
5. Neem stekker A van de bedradingsbundel en
verbind hem met de externe spanningsaansluiting
van de auto.
6. Neem de bedradingsbundel en verbind deze met
het toestel.
7. Installeer het toestel in de auto.
8. Sluit de minpool (-) van de accu weer aan.
9. Druk op de resettoets.
¤
• De bevestiging en bedrading van dit product vereist
vakbekwaamheid en ervaring. Laat de bevestiging en
bedrading om veiligheidsredenen door vaklui uitvoeren.
• Zorg dat het toestel op een negatieve 12-volt-
gelijkstroomvoeding is geaard.
• Installeer het toestel niet op plaatsen die aan direct
zonlicht, hitte of extreme vochtigheid blootstaan. Vermijd
ook zeer stoffige plaatsen of plaatsen die blootstaan aan
waterspatten.
• Gebruik bij het installeren uitsluitend de bijgeleverde
schroeven. Het toestel wordt mogelijk beschadigd door
gebruik van andere schroeven.
• Wanneer de voeding niet wordt ingeschakeld ("PROTECT"
wordt weergegeven), kan er kortsluiting zijn in een van
de luidsprekerdraden of maakt de draad contact met het
chassis van de auto, waardoor de beschermingsfunctie
wordt geactiveerd. Controleer de luidsprekerkabel.
• Controleer dat alle verbindingen juist zijn en de stekkers
goed in de aansluitingen zijn vergrendeld.
50
|
KDC-W3041/KDC-W312/KDC-W241/KDC-241
• Als het contact van uw auto geen ACC-stand heeft of de
ontstekingskabel (contactkabel) met een spanningsbron
is verbonden waar constant spanning op staat, zoals
bijvoorbeeld een accukabel, zal de spanning van het toestel
niet gekoppeld zijn aan het contact (met andere woorden,
de spanning van het toestel wordt niet gelijk met het
..........1
contact in- en uitgeschakeld). Als u de spanning van het
toestel wilt koppelen aan het contact van de auto, moet
u de ontstekingskabel met een spanningsbron verbinden
die gelijk met het contact van de auto wordt in- en
uitgeschakeld.
• Gebruik een in de handel verkrijgbare conversieconnector
..........2
als de connector niet in de voertuigconnector past.
• Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of ander
geschikt materiaal. Om kortsluitingen te voorkomen, mag u
de kapjes aan het uiteinde van niet-aangesloten kabels of
aansluitingen niet verwijderen.
• Als de console voorzien is van een klep, dient u het toestel
zodanig te installeren dat het voorpaneel bij het openen en
sluiten de klep niet raakt.
• Als de zekering doorbrandt, controleer dan eerst of de
draden geen kortsluiting hebben veroorzaakt en vervang
vervolgens de oude zekering door een van hetzelfde type.
• Sluit de luidsprekerkabels juist met de overeenkomende
aansluitingen aan. Het toestel wordt mogelijk beschadigd
of functioneert niet als de - kabels gezamelijk worden
aangesloten en/of gezamelijk op een metalen onderdeel
van de auto worden geaard.
• Controleer na het installeren van het toestel dat de
remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers, etc. van de
auto juist functioneren.
• Installeer het toestel onder een maximale hoek van 30˚.