Informatie van het voorbeeld
Voor een probleemloze spoorweguitbating zijn het in stand
houden en de uitbouw van het spoornet onontbeerlijk. Tot
de hiertoe noodzakelijke werkzaamheden behoren o.a. het
vervangen van wissels, het snoeien van hoogstambomen
of het op de sporen plaatsen van de locomotieven en
rijtuigen. Na een ongeval moeten de locomotieven en de
wagens worden geborgen, wrakstukken worden wegge-
haald en reddingswerken vaak onder enorme tijdsdruk snel
en efficiënt in goede banen worden geleid. Daarbij zijn de
kadervoorwaarden vaak slechts ondermaats of gewoonweg
alleen maar slecht: Vaak heeft een spoorwegtraject geen
ernaast lopende weg of is die volledig geïsoleerd, zoals in
tunnels, bij steile hellingen of diepe kloven. Bovendien zijn
er ook een groot aantal hindernissen, zoals bovenleidingen,
perrons, masten, palen of signaalinstallaties die men moet
overwinnen. Daarom hebben de spoorwegen perfect op hun
vereisten afgestemde kranen nodig, die onder andere een
passende beweeglijkheid en rijdbaarheid met en zonder last
op het spoor, een efficiënt hefvermogen, goede ondersteu-
ning en positionering en een uitstekende manoeuvreerbaar-
heid garanderen, zelfs in moeilijk toegankelijke of netelige
gebieden.
Na de tweede wereldoorlog moest er in de westelijke zones
heel wat worden opgeruimd. Daarom bestelde de DRG bij de
firma Ardelt in 1948 vier stoomkranen met een draagvermo-
gen van 57 ton, die in 1949 werden geleverd en door de pas
opgerichte DB als Essen 6660, Mainz 6600, München 6664
en Wuppertal 6602 werden ingelijfd. Deze kranen waren
zo gebouwd dat hun contragewicht bij het transport op
All manuals and user guides at all-guides.com
de onderwagen werd gelegd en de onderste delen van
het contragewicht door middel van beide haspelwielen in
de "buikholte" tussen bufferbalk en steunarmscharnie-
ren konden worden opgeborgen. Bij het zesassige rijtuig
realiseerde men op die manier een redelijke vlucht en een
draagbare stempelbreedte van zes meter zonder de middel-
ste wielaslast van 18 ton te overschrijden, met in elk geval
nog een maximale draagkracht van 57 ton. Bij een over-
brenging moest alleen de schoorsteenuitvoering worden
afgenomen, omdat die het omgrenzingsprofiel overschreed,
en achteraan bovenop de gewichten worden vastgemaakt.
Het totale gewicht van de kraanwagen bedroeg 106 ton. Een
als schutwagen vooraan opgestelde rongenwagen met la-
gerbok verhinderde uitzwenken van de kraanarm tijdens het
overbrengen. Het 22,6 m lange gespan kon bij inschakeling
in goederentreinen met een maximale snelheid van 80 km/u
worden vervoerd. De hoofdtaken van deze kranen was het
op de sporen brengen van rijtuigen, brugbouwplaatsen en
overladingen, waarbij door samenwerking van twee kranen
ook de zwaarste locomotieven opnieuw op de sporen kon-
den worden gezet. Een omkeerbare, liggende stoommachine
met twee cilinders en een vermogen van 75 pk zorgde voor
de nodige aandrijving van de stoomkraan. Alle vier kranen
werden in 1978/79 buiten dienst gesteld, maar in het Auto
& Technik Museum van Sinsheim bleef er één behouden.
Daar kan men de voormalige "6600 Mainz" met bijhorende
locomotief met stoomgenerator bewonderen.
7