6. Functiecontrole
Het patiëntslangsysteem moet vóór elk gebruik en na elke demontage, echter minimaal om
de 6 maanden, worden onderworpen aan een functiecontrole door de gebruiker.
Als u bij de functiecontrole fouten of afwijkingen van de opgegeven waarden vast-
stelt, mag u het patiëntslangsysteem niet gebruiken.
Probeer eerst de fout met behulp van de informatie in hoofdstuk „7. Storingen en het ver-
helpen ervan" op pagina 104 te verhelpen. Als dit niet mogelijk is, vervang dan het patiënt-
slangsysteem of laat het door de fabrikant WEINMANN Emergency of door geschoold per-
soneel dat door de fabrikant uitdrukkelijk werd geautoriseerd, repareren.
Tot een complete functiecontrole horen:
• „6.2 Visuele controle" op pagina 102
• „6.3 Uitvoering van de functiecontrole" op pagina 103
6.1 Termijnen
Voor het patiëntslangsysteem gelden de in de onderstaande tabel genoemde termijnen.
Als u bij een functiecontrole fouten vaststelt, dan mag u het patiëntslangsysteem pas weer
gebruiken, wanneer alle fouten verholpen zijn.
Termijn
Vóór elk gebruik
Na elk gebruik
Na elke demontage
Elke 6 maanden
Voer een functiecontrole uit.
Reinig, desinfecteer of steriliseer het patiëntslangsysteem (zie "5. Hygiënische
zuivering" op pagina 80). Voer daarna een functiecontrole uit.
Voer een functiecontrole uit.
Voer een functiecontrole uit.
Activiteit
Functiecontrole
101
NL