BSC24
EINDCONTROLES EN KEURING
Alvorens de apparatuur spanning te verschaffen, moeten de volgende controles worden uitgevoerd:
1 Controleer of de spanning en de frequentie vermeld onder de technische eigenschappen overeenkomen met die
van de voedingsinstallatie.
2 Controleer de correcte instelling van de dip switches, overeenkomstig de vereisten.
3Regel de trimmer TR2( (PAUSE) door de gewenste pauzetijd in te stellen (op het maximum rechtsom ) gedraaid
verkrijgt men 215 sec.)
4 Controleer de elektrische aansluitingen: een foutieve aansluiting kan zowel schadelijk voor de apparatuur als voor
de bediener zijn .
5 Controleer de correcte positie van de eindschakelaars (Fig.2). Let op de correcte plaatsing van de nokken.
DE INRICHTING VOEDEN
N.B.: Tussen de klemmenborden M2 en M3 (Fig.1) is de geleiderbrug SW4 aanwezig, die de installateur nodig heeft
om de veiligheidsvoorzieningen te kunnen voeden (stand 1-2), ook bij hek in rust (gewoonlijk is de voeding van de
veiligheidsvoorzieningen uitsluitend tijdens de openen-pauze-sluiten cyclus aanwezig) en de betreffende controles te
kunnen verrichten.
Onthoud dat de geleiderbrug in de stand 2-3 geplaatst moet worden alvorens de normale werking te activeren, want
anders wordt bij gebruik van de TEST BEVEILIGINGEN een storing gemeld en blijft de deur/barrière geblokkeerd..
6 Controleer of de rode leds van de rustcontacten branden en de groene leds van de arbeidscontacten uit zijn.
7 Controleer, wanneer eventueel gebruikte eindschakelaars worden bediend, of de betreffende leds uit gaan.
8Controleer, wanneer men door de straal van de fotocellen loopt, of de betreffende led uit gaat.
9 Controleer, wanneer de veiligheidsvoorzieningen ingrijpen, of de betreffende led uit gaat.
10Controleer of de motor geblokkeerd is en klaar voor werking is in de stand deur/barrière gesloten. Verwijder
eventuele obstakels in het werkingsbereik van de deur/barrière en geef vervolgens een star tcommando. Bij het
eerste commando start de apparatuur een openingsfase. Controleer ver volgens of de bewegingsrichting van de
deur/barrière correct is. Keer in tegengesteld geval de draden in de klemmen MOTOR OPEN MOTOR CLOSE om. Bij
de eerste manoeuvre zal de deur/barrière stoppen op de eerste eindschakelaar voor het openen die hij tegenkomt.
Voltooi de sluitmanoeuvre zodat de apparatuur alle aanwezige eindschakelaars kan "lezen" en het hek/barrière kan
uitlijnen.
11 Draai de trimmer TR3 (FORCE rechtsom totdat de gewenste kracht/snelheid ) waarde is gevonden (Fig.1).
12 Draai, als de vertragingsfunctie geactiveerd is, de trimmer TR6 (SLOW) rechtsom totdat de gewenste
vertragingswaarde is gevonden (Fig.1).
12 Draai de trimmer TR5( (AMP FORCE) linksom totdat de correcte waarde van de ampèremeterdrempel tijdens de
beweging met volle kracht is gevonden (Fig.1).
14 Draai, als de vertragingsfunctie geactiveerd is, de trimmer TR14 (AMP.SLOW) linksom totdat de correcte waarde
van de ampèremeterdrempel tijdens de vertraagde beweging is gevonden (Fig.1)
15 Draai de trimmer TR1 - CTR (afnamepercentage van de ampèremeterdrempel tijdens het sluiten) en probeer
dezelfde activeringsgevoeligheid te verkrijgen als die van de ampèremeterdrempel tijdens het openen.
16 In geval van toepassing van 2 motoren of als meer vermogen aan de motoren geleverd moet worden (wegens het
gewicht van de deur/barrière en/of bijzondere wrijving), zal de geleiderbrug JP1 geopend moeten worden, waardoor
de maximum drempel tegen inklemming naar 6A verhoogd kan worden (standaard 5A).
N.B.: In geval van elektrische of elektromagnetische omgevingsstoringen, kan de deur/barrière stoppen op de
eindschakelaar voor de vertraging, om activering van de beveiligingsfunctie tegen inklemming tegen de mechanische
aanslag te voorkomen. Voer een complete openings- en/of sluitmanoeuvre uit om de correcte werking te herstellen.
49
NL