Saci pumps MN Serie Manuel page 19

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 11
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLERING EN HET GEBRUIK
VAN DE BOVENGRONDSE ELEKTRO-POMPEN SACI
Gebruiksvoorwaarden en installatie
De bovengrondse elektro-pompen Saci in normale uitvoering,
Zijn geschikt voor het pompen van schoon water en vloeistoffen die chemisch en mechanisch gezien
3
de pompmaterialen niet aantasten en niet explosief zijn, met een temperatuur a
van + 5°C tot 50° C, voor alle modellen met rotor van noryl, of waar een of meer verstuivers
aanwezig zijn;
• van -15°C tot +90°C, voor de modellen met een rotor van metaal (van koper of staal , gietijzer);
Er op bedacht zijn dat een hoge temperatuur van de te pompen vloeistof als ook de hoogte van de
plaats waar de elektro-pomp geïnstalleerd wordt, de mogelijkheid/capaciteit van de aspiratie van
de pompen verminderen.
Zij moeten in goed geluchte, niet stoffige en tegen weer en wind beschermde ruimtes worden geïn-
3
stalleerd, met een kamertemperatuur tussen 5 en 40° C. Bij het installeren van de machine is het
raadzaam goed te overwegen hoeveel ruimte er nodig is voor eventuele reparaties of verwijdering
van de machine. Er aan denken dat de kamertemperatuur en de hoogte van de plaats waar de
elektro-pomp geïnstalleerd wordt invloed uitoefenen op de mogelijkheid de elektrische motor op
volle kracht te laten werken; te hoge kamertemperaturen en een lage luchtdichtheid verminderen de
afkoeling van de elektrische motor.
Zij zijn voorzien van een horizontale rotoras (uitgezonderd de vertikale modellen van de serie ULTRA
3
en MS) met steunvoeten aan de onderkant. Veiligheidshalve raden wij aan de elektro-pomp vast te
zetten via de betreffende gaten op de steunvoeten; bij de installatie vermijden de motor onder het
pomplichaam te plaatsen.
Zij zijn uitgerust met:
3
• de genormaliseerde modellen CM: van flens voorziene openingen met tegenflens, axiale aspiratie
en radiale doorvoer naar boven;
• de andere modellen: schroefdraad openingen, axiale aspiratie (of laterale voor CP, PM-A, MD) en
radiale doorvoer naar boven
Mogen niet meer dan:
3
• 30 keer per uur starten met regelmatige tussenpozen: modellen met een nominaal vermogen tot 2.2 kW;
• 15 keer per uur starten met regelmatige tussenpozen: modellen met een nominaal vermogen van 3 tot 7.5 kW.
• 10 keer per uur starten met regelmatige tussenpozen: modellen met een nominaal vermogen van 10 tot 37 kW
Het maximaal toegestane aantal keren starten is des te lager naarmate het machine-vermogen
groter is.
Bijzondere zorg besteden aan de werking van de elektro-pompen met de systemen "press-control"
en/of "flux-pressostaat"; het minste en nauwelijks waarneembare verlies in de installatie kan een
hoog aantal keren starten/stopzetten van de elektro-pomp veroorzaken, waardoor de levensduur
ervan wordt geschaad. Wij raden aan de installatie van dergelijke mechanismen te combineren met
een autoclaaf-tank; het mag er ook een zijn van kleine capaciteit (0,5-1 liter).
Zij kunnen een maximale bedrijfsdruk verdragen (gelijk aan druk bij aspiratie + vloeistofdruk bij
3
gesloten drukklep) gelijk aan:
• CAM/JMC/INOX/AP75-100/PM-CP45/MD/CB100/CM50-75-100/CS/CR/CH: 6 bar;
• CAM/CAB/AP150÷300/PM80/CP75/MB/CM160÷550/MPX/MPA: 8 bar • serie genormaliseerde CM: 10 bar
• CB160÷1500: 11 bar
Slangelstelsel
De slangen moeten op de betreffende steunen bevestigd en verankerd worden en zodanig aangesloten
dat zij geen kracht, spanning of vibratie op de pomp overbrengen. - Afb. 4 – Voor de elektro-pompen
type Garden wordt aangeraden spiraalslangen te gebruiken (niet vervormbaar) die als kit leverbaar zijn
bij de pompen.
De inwendige doorsnede van de slangen hangt niet alleen af van hun lengte maar ook van het te verwer-
ken draagvermogen; zij moet zodanig gekozen worden dat de snelheid van de vloeistof niet de 1,4–1,5
m/sec bij aspiratie en 2,4–2,5 m/sec bij doorvoer overschrijdt; in ieder geval mag de doorsnede van de
slangen niet kleiner zijn dan de doorsnede van de pompmonden. Vòòr de installatie controleren of de
slangen van binnen schoon zijn.
De aspiratie-slangen moeten: - Afb. 5 -
3
• zo kort mogelijk zijn, zonder knikken of bruuske richtingveranderingen;
• perfekt waterdicht zijn en weerstand kunnen bieden aan de depressie die zich bij de aspiratie van
de pomp vormt;
• een opgaande gang hebben naar de pomp, zodat zich geen luchtopeenhoping kan vormen die het
volzuigen van de pomp zou kunnen belemmeren of onderbreken.
Voor het functioneren van de pomp in aspiratie een voetklep met filter aanbrengen; indien het de installa-
tie van een zelf-aanzuigende pomp betreft kan de voetklep vervangen worden door een anti-terugslagklep
die rechtstreeks op de aspiratie-mond gemonteerd wordt. Voor een korrekte werking van de elektro-pomp
moet het uiteinde van de aspiratie-slang ondergedompeld zijn in het water op een diepte van tenminste
twee maal de doorsnede van de slang zelf. Voor de werking onder waterniveau een valschuif invoegen. – Afb. 3 -
De doorvoerslang kan men het beste voorzien van een anti-terugslagklep en van een regelingsklep.
3
De eerste die bergopwaarts t.o.v. de tweede geplaatst is, beschermt de pomp tegen terugslag en
voorkomt de afvoer in omgekeerde richting via de rotor, in het geval dat de elektro-pomp onver-
wachts tot stilstand zou komen. De regelingsklep daarentegen wordt gebruikt voor de regeling van

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières