Hoofdtelefoonaansluiting
via de BLUETOOTH-functie
De koppeling kan niet worden
uitgevoerd.
Plaats dit systeem dichter bij het
BLUETOOTH-apparaat.
Zorg dat dit systeem geen
interferentie krijgt van een
draadloos-LAN-apparaat, andere
2,4 GHz draadloze apparaten of een
magnetron. Als er een apparaat in de
buurt staat dat elektromagnetische
straling genereert, moet u het
apparaat uit de buurt van dit systeem
zetten.
De BLUETOOTH-verbinding kan niet
worden gemaakt.
Controleer of de BLUETOOTH-
indicator van het hoofdtoestel oplicht
(pagina 10).
Zorg dat het BLUETOOTH-apparaat
dat moet worden aangesloten,
ingeschakeld is en dat de
BLUETOOTH-functie geactiveerd is.
Plaats dit systeem dichter bij het
BLUETOOTH-apparaat.
Koppel dit systeem opnieuw met het
BLUETOOTH-apparaat. Mogelijk moet
u eerst de koppeling van het
BLUETOOTH-apparaat met dit
systeem annuleren. Zie "Een
geregistreerd apparaat verwijderen
uit de apparatenlijst" (pagina 50).
Koppelingsinformatie is mogelijk
gewist. Voer de koppelingsprocedure
opnieuw uit (pagina 49).
Er komt geen geluid uit de
aangesloten BLUETOOTH-
hoofdtelefoon.
Controleer of de BLUETOOTH-
indicator van het hoofdtoestel oplicht
(pagina 10).
Plaats dit systeem dichter bij het
BLUETOOTH-apparaat.
Indien een apparaat dat
elektromagnetische straling opwekt,
bijvoorbeeld een draadloos-LAN-
apparaat of andere BLUETOOTH-
apparaten in de buurt staan of indien
er een magnetron in de buurt is, moet
u deze apparaten verder van het
systeem plaatsen.
Verwijder obstakels tussen dit
systeem en het BLUETOOTH-
apparaat of plaats dit systeem verder
van het obstakel.
Verander de plaats van het
aangesloten BLUETOOTH-apparaat.
Verander de draadloos-LAN-
frequentie van elke draadloos-LAN-
router of pc in de omgeving naar de
5 GHz-band.
Verhoog het volume op het
aangesloten BLUETOOTH-apparaat.
Stel [Wireless Playback Quality] in op
[Auto] (pagina 70).
Mogelijk wordt bepaalde inhoud niet
uitgevoerd als gevolg van
contentbeveiliging.
Bekabeld-LAN-verbinding
Het systeem kan geen verbinding
maken met het netwerk.
Controleer de netwerkverbinding
(pagina 26) en de
netwerkinstellingen (pagina 71).
Draadloos-LAN-verbinding
U kunt uw pc niet aansluiten op het
internet nadat [Wi-Fi Protected
Setup™(WPS)] werd uitgevoerd.
De draadloze instellingen van de
router kunnen automatisch wijzigen
als u gebruikmaakt van de Wi-Fi
Protected Setup-functie voordat u de
instellingen van de router instelt.
Verander in dat geval de draadloze
instellingen van uw pc.
81
NL