bestaat de mogelijkheid dat een element in een
lichaamsdeel wordt gedreven.
5.1.3 Werkomgeving
a) Zorg voor een goede verlichting van het werkge-
nl
bied.
b) Gebruik het apparaat alleen in goed geventileerde
werkruimten.
c) Drijf geen bevestigingselement in ondergrondma-
teriaal dat hiervoor ongeschikt is. Materiaal dat te
hard is, zoals gelast staal en gietstaal. Materiaal dat
te zacht is, zoals hout en gipskarton. Materiaal dat
te bros is, zoals glas en tegels. Het indrijven in deze
materialen kan elementbreuken, afsplinteringen of
doordrijvingen veroorzaken.
d) Drijf geen nagels in glas, marmer, kunststof,
brons, messing, koper, rotsgesteente, isolatiema-
teriaal, baksteen, tegels of plavuizen, dun plaat-
staal (<3 mm), gietijzer of gasbeton.
e) Vergewis u ervan, voordat u nagels aanbrengt,
dat er zich niemand achter of onder de werkplek
bevindt.
f)
Houd uw werkgebied in orde. Houd de werkom-
geving vrij van voorwerpen waaraan u zich kunt
verwonden. Ongeordendheid in uw werkgebied kan
leiden tot ongevallen.
g) Houd de handgrepen droog, schoon en vrij van
olie en vet.
h) Draag slipvast schoeisel.
i)
Houd rekening met omgevingsinvloeden. Stel het
apparaat niet bloot aan neerslag en gebruik het
niet in een omgeving die vochtig of nat is. Gebruik
het apparaat niet op plaatsen waar het risico van
explosie en brand bestaat.
5.1.4 Mechanische veiligheidsmaatregelen
a) Kies de juiste combinatie van boutgeleider en be-
vestigingselementen. Wanneer niet de juiste com-
binatie wordt gebruikt, kan dat tot letsel leiden en
kan het apparaat beschadigd en/of de bevestigings-
kwaliteit nadelig beïnvloed worden.
40
All manuals and user guides at all-guides.com
b) Gebruik alleen bevestigingselementen die voor
c) Voer geen bevestigingselementen in het maga-
d) Gebruik geen versleten stopringen en voer geen
5.1.5 Thermische veiligheidsmaatregelen
a) Indien het apparaat oververhit is, dient u het af te
b) Draag beslist werkhandschoenen wanneer u on-
c) Wanneer de kunststof patroonstrip begint te
5.1.6 Explosiegevaar
a) Gebruik alleen patronen die voor het apparaat zijn
b) Verwijder de patronenstrook voorzichtig uit het
c) Probeer geen patronen met geweld uit de maga-
d) Patronen die niet worden gebruikt, dienen op een
5.1.7 Persoonlijke veiligheidsuitrusting
De gebruiker en personen die zich in de buurt bevin-
den, moeten tijdens het gebruik van het apparaat of
het opheffen van fouten een geschikte veiligheidsbril,
een helm en oorbeschermers dragen. De gebruiker
moet bovendien nog werkhandschoenen dragen.
het apparaat bestemd en goedgekeurd zijn.
zijn in wanneer dit niet juist op het apparaat ge-
monteerd is. De bevestigingselementen kunnen
er uitgeslingerd worden.
aanpassingen aan de plunjer uit.
laten koelen. Overschrijd de maximale indrijffre-
quentie niet.
derhoudswerkzaamheden dient uit te voeren zon-
der dat het apparaat van tevoren is afgekoeld.
smelten, moet u het apparaat laten afkoelen.
goedgekeurd.
apparaat.
zijnstrip of uit het apparaat te verwijderen.
droge, hoog gelegen of afgesloten plaats, buiten
bereik van kinderen bewaard te worden.