Opgelet! Vooraleer deze bewerking uit te voeren,
zich ervan verzekeren dat de motor uitgeschakeld is
en de sleutel verwijderd werd.
Na de onderhoudsbewerkingen of bij ontvangst van de
grasmaaier – tractor, vindt u het maaitoestel onafhankelijk van
de rest van de tractor.
De montage van deze maaigroep wordt uitgevoerd door eerst
de steunframe van de plaat (van rode kleur) te monteren en
vervolgens de maaiplaat.
1. Voeg de twee uiteinden van de structuur tot aan de
aanslag in de gelaste kleine buizen op de structuur van de
tractor (fig. 6.1.)
2. Diep doordrukken totdat de gaten van de eindstukken en
NL
die van de buizen overeenkomen.
NL
3. Nu de twee pinnen aanbrengen om de stand van de
messen en de veiligheidsplitpennen te blokkeren (A, B)
(fig. 6.2.)
4. Hef de steunframe van de plaat door op het pedaal (1) en
de hendel (2) te handelen (fig. 3.1).
7.1. AFSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE
Opgelet! Vooraleer deze bewerking uit te voeren,
zich ervan verzekeren dat de motor uitgeschakeld is
en de sleutel verwijderd werd.
Belangrijk! De messen draaien nog enkele seconden verder,
ook na de uitschakeling van de machine: vooraleer een
afstelbewerking uit te voeren, zorg ervoor dat de messen
volledig stilstaan.
De maaihoogte van het gras kan van een minimum 33 mm tot
een maximum 70 mm uitgevoerd worden.
Om deze afstelling uit te voeren, verlaag de maaiplaat door
de hendel (2) te deblokkeren en op het pedaal (1) te handelen
(fig. 3.1).
Verwijder de 4 splitspennen ingevoerd in de 4 steunpennen,
die de maaiplaat in de hoogte en in positie houden.
Hef of verlaag de maaiplaat door op de handgreep te
handelen, die in figuur 7.1. aangeduid werd.
Stel de plaathoogte af door de splitspennen in één van de 5
gaten in te voegen, die zich op de bevestigingsstift bevinden.
Opgelet! De 4 steunpennen van de plaat moeten op dezelfde
hoogte afgesteld worden.
All manuals and user guides at all-guides.com
6
- MONTAGE/ DEMONTAGE VAN HET MAAITOESTEL
7 -
INBEDRIJFSTELLING
58
5. Plaats de maaiplaat (13) van voor op de tractor en duw
hem eronder.
6. In de houder van de leirol (overbrenging van de
beweging naar de plaat) de motorriem steken, let erop
dat de riemspanner correct geplaatst wordt (tek. 6.3).
Controleer dat de riem perfect aansluit in de rollenhouder.
7. Laat de steunstructuur van de plaat zakken en de plaat
aanhaken met behulp van de 4 pinnen die ook dienen
voor het regelen van de maaihoogte.
8. Controleer de juiste spanning van alle riemen (zie
paragraaf 8.7).
9. De steunstructuur van de plaat opheffen met behulp van
pedaal (1) en hendel (2) (tek. 3.1), vervolgens de zitting
naar voren draaien en de grasafvoerleiding steken in de
slang die naar de turbine leidt.
Voer de bovengenoemde bewerkingen in omgekeerde
volgorde uit voor de demontage.
7.2. AFSTELLING VAN DE STOELPOSITIE
Opgelet! Vooraleer deze bewerking uit te voeren,
zich ervan verzekeren dat de motor uitgeschakeld is
en de sleutel verwijderd werd.
Vooraleer deze afstelling uit te voeren, zich op de stoel zetten
en controleren dat de pedaalbesturingen gemakkelijk te
bereiken zijn.
In het tegenovergesteld geval, de stoel liften, de 4
bevestigingsmoeren van de stoel losdraaien (fig. 7.2) en in de
gaten laten glijden, tot de gewenste positie bereikt wordt.
Vervolgens de 4 moeren vastdraaien.
7.3. HEFFING VAN DE MAAIPLAAT
Gedurende de verplaatsing vanuit de stalling naar de
arbeidszone of na verplaatsingen in het gebied zelf, moet de
maaiplaat opgetild worden om de bewerkingen te
vereenvoudigen.
Voor deze bewerking, druk het pedaal (1) helemaal in, dat
zich links van het stuuras bevindt en na uitgevoerde heffing,
blokkeer de positie door de hendel (2) met de rechtervoet te
activeren. Laat het pedaal (1) los tot wanneer de maaigroep
in opgetilde positie blijft.
Volg nu de aanwijzingen voor de start met opgetilde
maaiplaat (hfdst. 7.4.), om met de verplaatsing in de
arbeidszone voort te gaan.