De
Oetrosol Ci
regeling
temperatuursensoren (model Pt1000) (FKP en FRP).
De plaatsing van de sensoren bepaalt in hoge mate de algehele effectiviteit
van de installatie. De temperatuur van de sensor moet aan de binnenkant op
het hoogste punt van de sensor worden gemeten. Op en boiler met een
geïntegreerde warmtewisselaar, moet de dompelsensor direct boven de
warmtewisselaar zijn geplaatst. Bij gebruik van externe warmtewisselaars
moet de dompelsensor op de bodem van de boiler zijn geplaatst.
Om aangepast te kunnen worden aan alle installaties, omvat het gamma 3
types sensoren:
- een dompelsensor
- een vlakke oppervlaktesensor
- en een buisoppervlaktesensor.
De types sensoren FKP en FRP zijn technische gezien gelijk en de modellen
lijken op elkaar.Alleen de elektrische aansluitingen verschillen van elkaar:
FK: siliconekabel van de sensor van 1.5 m bestand tegen weersinvloeden en
temperatuurschommelingen van -50 °C ... +180 °C, bij voorkeur geschikt
voor de collector.
1 Regeltoetsen
25/08/05 - 300001105-001-C
gebruikt
bijzonder
nauwkeurige
Gebruiksaanwijzing en werking
Types sensoren
FR: kabel HO7 RN-F van 2.5 m voor temperaturen van 5 °C ... +80 °C, bij
voorkeur geschikt voor de boiler.
Houd u aan de geldende voorschriften. Houd u aan de geldende
regelgeving. De kabels van de voelers werken met een lage
spanning; zij mogen niet met kabels met spanningen boven 50 volt
samenlopen in een kabelgoot. De kabels van de sensoren kunnen
worden verlengd tot 100 m. de verlengkabel moet een oppervlak
hebben van 1.5 mm
m. Voor grotere lengtes of gebruik in kabelgoten, moeten
afgeschermde kabels worden gebruikt. Gebruik dompelbuizen voor
de dompelsensoren.
FKP6: temperatuursensor Pt1000, diameter 6 mm, siliconekabel van de
sensor 1.5 mm, temperatuurbereik -50 ... +180 °C, geen dompelbuis,
geïntegreerd in de sensor.
FRP150: temperatuursensor Pt1000, dompeldiepte 150 mm, koperen
dompelbuis (vernikkeld), complete sensor in de boiler in te bouwen.
Om
overspanning
voorkomen(bijvoorbeeld door blikseminslag), adviseren wij een
De regeling kan alleen met de 3 toetsen onder het display worden
bediend. Met de rechtertoets 1 (>) gaat u naar het volgende menu of
vergroot u de waarde van de instelling. De linkertoets 2 (<) werkt
tegengesteld.
De instelparameters verschijnen na de gemeten waarden. Om naar deze
parameters te gaan, moet u de rechtertoets 2 sec. ingedrukt houden vanaf
de parameter tc. Als het display een instelparameter aangeeft, verschijnt
het woord SEt. Voor het vastleggen van een waarde drukt u op de middelste
toets 3 (SET).
1. Selecteer de gewenste parameter met de toetsen 1 en 2.
2. Druk kort op de toets 3: het woord SEt knippert.
3. Stel de waarde in met de toetsen 1 en 2.
4. Druk kort op de toets 3: de ingestelde waarde wordt opgeslagen.
het woord SEt knippert niet meer.
Continu groen
Continu rood
Knipperend groen/rood
Oetrosol Ci
2
2
(of 0.75 mm
voor een maximale lengte van 50
op
de
collectorsensor
Betekenis van de LED
minstens één relais is gesloten
alle relais zijn geopend
- initialisatiefase
- sensor defect
- handmatige modus
- overschrijding van de maximum
boilertemperatuur
te
29