2 Elektrische aansluiting
De regeling moet worden gevoed via een externe schakelaar (laatste stap!) met een spanning van 210 ... 250 V (50...60 Hz). De kabels moeten
worden vastgezet in de kabelklemmen van de kast met de daarvoor bestemde schroeven.
1
Klemmen voor sensoren
2
Blok voor klemmen van de massa
3
Zekering T6.3 A
4
Klemmen gebruikers-componenten
5
lichtnet Klem
6
Aansluitblok voor de nulleider
7
Klemmenblok de aarding
28
De regeling heeft 3 relais waarop de componenten worden
aangesloten:
•
Relais 1 (pomp primaire kring, regeling van de snelheid)
R1 = Kabel R1
N = Nulleider N
PE = Klem voor de aarding
•
Relais 2 (pomp secondaire kring, regeling van de snelheid)
R2 = Kabel R2
N = Nulleider N
PE = Klem voor de aarding
•
Relais 3 (inversieschuifkraan van de boilerzone)
R3 = Kabel R3
N = Nulleider N
PE = Klem voor de aarding
De temperatuursensoren (S1/S3) worden aangesloten op de volgende
klemmen (SX en GND):
S1= Temperatuurvoeler zonnepaneel
S2 = Boilertemperatuur voeler
S3 = Sensor van de wisselaartemperatuur
Het lichtnet wordt aangesloten op de klemmen:
Klem voor de aarding
Nulleider N klemmenblok
Kabel L
Oetrosol Ci
klemmenblok
25/08/05 - 300001105-001-C