4.
Parallelaanslag (14) op de gewenste maat op het
peilglas instellen en met de excenterhendel (13)
voor de parallelaanslag (14) fixeren.
10.4.4 Aanslaglengte instellen (afb. 20)
Om het vastklemmen van het zaagmateriaal te voorko-
men, kan de aanslagrail (30) in de lengterichting wor-
den verschoven.
Vuistregel: Het achterste einde van de aanslag grenst
tegen een denkbeeldige lijn. Dit begint ongeveer bij het
midden van het zaagblad en verloopt onder een hoek
van 45° naar achteren.
1.
Benodigde zaagbreedte instellen.
2.
Kartelmoeren (i) losdraaien en aanslagrail (30) zo
ver naar voren schuiven, totdat de bedachte 45°-
lijn wordt geraakt.
3.
Kartelmoeren (i) weer aanhalen.
10.4.5 Instellen van de parellelaanslag
(afb. 21+21a)
LET OP: Zaagbladbescherming (2) wegnemen (zie
9.4).
1.
Zaagblad (4) op maximale zaagdiepte instellen.
2.
Parallelaanslag (14) zo instellen, dat de aanslag-
rail (30) het zaagblad aanraakt (instelling voor dik
materiaal, zie 10.4.3).
Indien de parallelaanslag (14) niet in een lijn met het
zaagblad (4) loopt, als volgt te werk gaan:
1.
Schroeven (k) op parallelaanslag zo ver losdraai-
en, dat de parallelaanslag (14) parallel ten opzich-
te van het zaagblad (4) kan worden uitgelijnd.
2.
Schroeven (k) weer aanhalen.
10.5 Gebruik van de dwarsaanslag (afb. 22)
Bij het zagen moet de dwarsaanslag (31) met de aan-
slagrail (30) vanuit de parallelaanslag (14) worden ver-
lengd.
1.
Dwarsaanslag (31) in de groef (28a) van de zaag-
tafel schuiven.
2.
Kartelschroef (29) losdraaien.
3.
Dwarsaanslag (31) draaien tot de gewenste hoek-
maat is ingesteld. De kerf op de geleidingsstaaf
geeft de ingestelde hoek.
4.
Kartelschroef (29) weer aanhalen.
5.
Om de dwarsaanslag (31) met de aanslagrail (30)
te verlengen, moet de aanslagrail (30) van de pa-
rallelaanslag (14) worden verwijderd. Nu moet de
aanslagrail, zoals in afb. 22 getoond, worden ge-
monteerd, hiertoe de kartelmoeren (i) gebruiken.
LET OP: De aanslagrail niet te ver in de richting van het
zaagblad schuiven. De afstand tussen de aanslagrail
(30) en het zaagblad (4) moet ca. 2 cm bedragen.
10.6 Afstellen van de schaalverdeling van de paral-
lelaanslag (afb. 23)
Controleer of de weergave in het peilglas (32) van de
parallelaanslag (14) de juiste waarde in referentie tot
de zaaglijn wordt weergegeven. Als dit niet het geval
is, gaat u als volgt verder:
1.
De schroef (32a) waarmee de weergave op het
peilglas (32) van de parallelaanslag (14) aan de-
zelfde is bevestigd, losdraaien. Nu kan de weerga-
ve op het peilglas (32) op de juiste positie worden
ingesteld.
2.
Nu de schroef (32a) op het peilglas (32) weer aan-
halen.
10.7 Afstellen van de laser (afb. 13a)
Als de laser (33) niet meer de juiste zaaglijn aangeeft,
kan deze worden bijgesteld. Open hiertoe de schroe-
ven (z). Stel de laser zo in dat de laserstraal de snij-
tanden van het zaagblad (4) raakt. Haal de schroeven
(z) weer aan.
10.8 Gebruik van de laser
• De laser (33) maakt het mogelijk om met uw cirkel-
zaag precisiezaagsnedes te maken.
• Het laserlicht wordt gegenereerd door een laserdio-
de, die wordt gevoed door twee batterijen. Het laser-
licht wordt tot een lijn uitgebreid en komt uit de la-
seruitgangsopening. De lijn kunt u dan als optische
markering bij de zaaglijn voor precisiesnijden. Neem
de laserveiligheidsaanwijzingen in acht.
• Laser inschakelen: Schakelaar laser (34) op I zet-
ten. De schakelaar Laser (34) is toegankelijk via
een uitsparing in de zaagbladbescherming (2) wan-
neer deze gemonteerd is (afb. 13a). Uit de laseruit-
gangsopening wordt nu een rode laserstraal gepro-
jecteerd. Als u het werkstuk tijdens het zagen de
laserstraal langs de zaaglijnmarkering van de laser
leidt, krijgt u schone zaagsneden.
• Laser uitschakelen: Schakelaar laser (34) op "0"
zetten. De laserstraal gaat uit. Zet de laser altijd uit
als u deze niet meer nodig heeft om de batterijen
te sparen.
• De laserstraal kan worden geblokkeerd door afgezet
stof en spaanders. Verwijder deze deeltjes daarom
na elk gebruik (apparaat uitgeschakeld) uit de laser-
uitgangsopening.
www.scheppach.com
NL | 105