AUX-AUDIOBRONNEN
Gebruik
Uw audiospeler moet zijn verbonden met het
audiosysteem om alle functies te kunnen ge-
bruiken.
Opmerking: een digitaal apparaat moet
eerst aan het audiosysteem zijn gekoppeld
voordat hiermee verbinding kan worden ge-
maakt.
Als de digitale Bluetooth® audiospeler ver-
bonden is, kunt u deze bedienen vanaf het
audiosysteem.
Druk tegelijk op 17 en 19 of druk op 18 of 24
op de bediening bij het stuurwiel om de au-
diotrack te pauzeren (druk opnieuw om het
afspelen te hervatten).
Druk op 7 om naar de vorige of volgende
track te gaan.
NB: hoeveel functies toegankelijk zijn ver-
schilt naargelang het type audiospeler en de
compatibiliteit ervan met het audiosysteem.
NB: raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
uw apparaat voor meer bijzonderheden over
de verbindingsprocedure.
NL.22
(3/3)
Bedien het draagbare audio-
apparaat alleen als de ver-
keersomstandigheden dat toe-
laten.
Berg de audiospeler op tijdens het rijden
(risico van vallen bij krachtig remmen of
bij een botsing).