NL
Installeren
•
Zet het apparaat op een vaste, hori-
zontale en tegen overstroming veilige
ondergrond.
•
Plaats de leidingwaterautomaat in
principe hoger dan het wateropper-
vlak, uit hetwelk u wenst te pompen.
Indien dit niet mogelijk is, installeert u
een afsluiteenheid, die tegen onder-
druk bestand is, tussen het apparaat
en de zuigslang (in de gespecialiseer-
de handel verkrijgbaar).
De drukketel (
nog niet gebruikte toestand een
luchtdruk van 0,15 MPa (1,5 bar)
vertonen. Controleer de luchtdruk
vóór de eerste ingebruikname aan
de hand van de drukindicator (
9).
• Regel de luchtdruk in de drukketel (
A
5) doordat u de beschermdop voor
B
luchtventiel (
tielbeschermdop (
lucht via het luchtventiel (
drukketel inbrengt of laat ontsnappen.
Aansluiting van de leidingen
Gebruik aan de zuigzijde een leiding
met terugstroomstop en monteer
een voorfilter (in de gespecialiseerde
handel verkrijgbaar).
Gebruik aan de zuigzijde geen
aansluitsystemen met snelkoppe-
lingen.
Wanneer u de huiswaterautomaat
in huis gebruikt, moet u alle schro-
efverbindingen van een afdicht-
band voorzien.
18
A
5) moet in de
14) afneemt, de ven-
B
15) afdraait en
B
16) in de
Door lucht in de aanzuigleiding is
de werking van de leidingwaterau-
tomaat niet gewaarborgd. Neem
de in het hoofdstuk „Pomp vullen"
vermelde aanwijzingen in acht.
Pomp vullen
De leidingwaterautomaat moet telkens
vóór ingebruikname met water gevuld
worden. Zo is een onmiddellijke start ge-
garandeerd. Het drooglopen vernielt de
pomp.
•
Open de vulschroef
huiswaterautomaat.
•
Vul water tot op het vulpunt aan zodat
er water uit de opening van de vul-
A
schroef
•
Schroef de vulschroef
vast.
Ingebruikname
•
Kontroleer of de netspanning
inderdaad 230 V ~ 50 Hz be-
draagt.
•
Kontroleer de toestand van het
stopcontact.
•
Vermijdt het drooglopen van de
pomp. Er bestaat gevaar voor
een elektrische schok.
Start van het apparaat
•
Sluit het netaansluitsnoer automati-
sche schakelaar (
voorziening aan.
•
Schakel het apparaat via de schake-
laar "Aan/uit" (
A
(
2) van de
A
(
2) begint te lopen.
A
(
7) op de stroom-
A
13) in.
A
2)
weer