Ingebruikname; Vullen Van Het Warmtepompcircuit (Glycolwater); Inschakeling Van De Warmtepomp; Inbedrijfstelling Van De Opties - bulex GeniaAir 8 Manuel D'installation

INSTALLATIE

13 Ingebruikname

• Controleer of de diff erentieelschakelaar aangebracht is.
• Controleer of de hydraulische en elektrische aansluitingen
gebeurd zijn.
• Controleer of de fi lter in de retourleiding van de warmtepomp
is aangebracht.
• Controleer de dichting van de koppelingen.
• Draai alle stopkranen in de waterleidingen open.
13.1 Vullen van het warmtepompcircuit
(glycolwater)
Glycolwater is een mengsel van water en geconcentreerd
warmtetransporterend fl uïdum.
Opgepast! Het is verboden glycolwater in de
b
rioleringen en in de omgeving terecht te laten komen.
b
Wij raden u aan met roestremmers verrijkte
propyleenglycol te gebruiken.
• Meng 1 volume propyleenglycol met 2 volumes water in een
recipiënt. Dit 30%-mengsel zorgt voor een Vorstbeveiliging
(antivriesbeveiliging) tot een buitentemperatuur van -15°C.
• Controleer de water/glycol-verhouding van het mengsel met
een antivriestester.
• Ontlucht de hydraulische kring.
• Gebruik een vulpomp om het warmtepompcircuit tijdens het
vullen te ontluchten.
• Zet het warmtepompcircuit onder druk (tussen 1,5 en 2 bar).
Het peil van het glycolwater kan de eerste maanden
i
na de ingebruikname van de installatie dalen.
Het kan ook variëren met de temperatuur van de
verwarmingsbron.
De eventuele resten van het glycol- en watermengsel moeten
bewaard worden in een geschikte recipiënt en tijdens de
volgende vulling opnieuw worden gebruikt.
• Geef de bak met de rest van het glycol/water-mengsel aan de
gebruiker.
13.2

Inschakeling van de warmtepomp

Vergewis u ervan dat alle elektrische aansluitingen
e
gebeurd zijn.
Vergewis u ervan dat de instelling van de maximale
b
temperatuur in de uitgaande verwarmingsleiding
verenigbaar is met de installatie.
NL
• Zet op het elektrische bord de vermogenschakelaar die
verbonden is met de warmtepomp in de stand ON.
Het hoofdscherm van het bedieningsdoos verschijnt.
- 62 -
• Zie hoofdstuk "Installatievoorbeelden" om alle instellingen uit
te voeren overeenkomstig uw installatie.
13.3

Inbedrijfstelling van de opties

• Zie de instructies voor elke optie om de inbedrijfstelling en
alle instellingen uit te voeren.
13.4

Test van het verwarmingssysteem

• Zorg ervoor dat de externe regeltoestellen (kamerthermostaat,
buitenvoeler, ...) een verwarmingsinstelling versturen naar de
sturingsmodule.
• Zorg ervoor dat alle thermostatische kranen van het
verwarmingscircuit open zijn.
• Stabiliseer de verwarmingselementen indien nodig.
14 Specifi eke afstelling
14.1

Regeling van de verwarmingskring

Zorg ervoor dat de instelling van de maximale
b
aanvoertemperatuur verwarming compatibel is met
uw installatie.
Zorg ervoor dat de instelling van de stooklijn
b
compatibel is met uw installatie.
Zorg ervoor dat de circulatiepomp van de ketel niet in
b
de permanente modus staat, maar gesynchroniseerd
met de verwarmingsvraag (via de kamerthermostaat).
Legende
1 Snelheid I
2 Snelheid II
3 Snelheid III
4 Snelheidskeuzeschakelaar
• Draai de snelheidskeuzeschakelaar van de circulatiepomp om
snelheid I te kiezen.
• Draai alle thermostatische kranen van de radiatoren zo ver
mogelijk open.
• Regel de temperatuur op alle kamerthermostaten van uw
woning op maximum.
3
2
1
4
0020117814_03 - 09/13 - Bulex