4.
Leid de netaansluitleidingen van het gebouw door de
wanddoorvoer naar het product.
5.
Sluit de 5-polige netaansluitleiding op de aansluiting
X200 aan.
6.
Verwijder de 2-polige brug aan de aansluiting X210.
7.
Sluit de 3-polige netaansluitleiding op de aansluiting
X211 aan.
8.
Bevestig de netaansluitleidingen met de snoerontlas-
tingsklemmen.
6.8
eBUS-leiding aansluiten
Voorwaarde: Koudemiddelleidingen met eBUS-leiding
▶
Sluit de eBUS-leiding op de aansluiting X206, BUS aan.
▶
Bevestig de eBUS-leiding met de snoerontlastingsklem.
Voorwaarde: Aparte eBUS-leiding
▶
Gebruik een 2-polige eBUS-leiding met een aderdoor-
snede van 0,75 mm².
▶
Leid de eBUS-leiding van het gebouw door de wanddoor-
voer naar het product.
6
S20
5
4
X206
S21
3
2
BUS
1
▶
Sluit de eBUS-leiding op de aansluiting X206, BUS aan.
▶
Bevestig de eBUS-leiding met de snoerontlastingsklem.
6.9
Toebehoren aansluiten
▶
Neem het aansluitschema in de bijlage in acht.
6.10
Afdekking van de elektrische aansluitingen
monteren
1.
Bevestig de afdekking door het neerlaten in de ver-
grendeling.
2.
Bevestig de afdekking met twee schroeven aan de
bovenste rand.
6.11
Wanddoorvoer verzegelen
▶
Verzegel de wanddoorvoer met een geschikte afdicht-
massa.
7
Ingebruikname
7.1
Vóór het inschakelen controleren
▶
Controleer of alle hydraulische aansluitingen correct zijn
uitgevoerd.
▶
Controleer of alle elektrische aansluitingen correct zijn
uitgevoerd.
▶
Controleer of een scheidingsschakelaar geïnstalleerd is.
▶
Controleer, indien voor de installatieplaats voorgeschre-
ven, of een aardlekschakelaar is geïnstalleerd.
▶
Lees de gebruiksaanwijzing.
▶
Zorg ervoor dat na de opstelling tot het inschakelen van
het product minstens 30 minuten zijn verstreken.
▶
Waarborg, dat de afdekking van de elektrische aansluitin-
gen is gemonteerd.
0020264976_06 Installatie- en onderhoudshandleiding
7.2
▶
Schakel in het gebouw alle scheidingsschakelaars in die
met het product zijn verbonden.
8
Overdracht aan de gebruiker
8.1
▶
Leg de werking aan de gebruiker uit.
▶
Wijs de gebruiker vooral op de veiligheidsvoorschriften.
▶
Informeer de gebruiker over de noodzaak van een regel-
matig onderhoud.
9
Verhelpen van storingen
9.1
Bij een fout wordt een foutcode op het display van de ther-
mostaat van de binnenunit weergegeven.
▶
Gebruik de tabel foutmeldingen (→ Installatiehandleiding
van de binnenunit, bijlage).
9.2
▶
Gebruik de tabel verhelpen van storingen (→ Installatie-
-
eBUS
handleiding van de binnenunit, bijlage).
+
10 Inspectie en onderhoud
10.1
▶
Neem de genoemde intervallen in acht. Voer alle ge-
noemde werkzaamheden uit ( bijlage D).
10.2
De originele componenten van het toestel werden in het ka-
der van de CE-conformiteitskeuring mee gecertificeerd. In-
formatie over de beschikbare Vaillant originele reserveon-
derdelen vindt u op het aan de achterkant vermelde contact-
adres.
▶
Als u bij het onderhoud of de reparatie reserveonderde-
len nodig hebt, gebruik dan uitsluitend Vaillant originele
reserveonderdelen.
10.3
Neem de fundamentele veiligheidsregels in acht voor u in-
spectie- en onderhoudswerkzaamheden uitvoert of reserve-
onderdelen inbouwt.
▶
Schakel in het gebouw alle scheidingsschakelaars uit die
met het product zijn verbonden.
▶
Koppel het product los van de stroomtoevoer, maar zorg
er echter voor, dat de aarding van het product verder
gewaarborgd is.
▶
Als u aan het product werkt, bescherm dan alle elektri-
sche componenten tegen spatwater.
Product inschakelen
Gebruiker instrueren
Foutmeldingen
Andere storingen
Werkschema en intervallen in acht nemen
Reserveonderdelen aankopen
Inspectie en onderhoud voorbereiden
113