Trix E 19.01 Serie Mode D'emploi page 5

Informations concernant la locomotive réelle : BR E 19
Pour le trafic voyageurs rapide, la Deutsche Reichsbahn Gesell-
schaft (DRG) favorisait de plus en plus la traction électrique. En
1937, deux locomotives de la série E 19 furent commandées à
chacune des firmes AEG et Siemens/Henschel. Ces machines de-
vaient assurer la liaison électrique prévue entre Berlin et Munich
via Halle. En remorquant un train rapide utilisé à pleine capacité,
la vitesse maximale devait être de 180 km/h et encore de 60 km/h
sur les rampes de la ligne de la «Frankenwald» (forêt franconi-
enne). Les deux firmes conçurent les locomotives sur la base de
la E 18, qui avait déjà fait ses preuves. Les entraînements à ressort
hélicoïdaux furent renforcés et les locomotives E 19 11 et E 19 12
construites par Henschel/Siemens furent dotées d'éléments de
toiture plus hauts, offrant de la place pour un frein rhéostatique.
La locomotive E 19 01 fabriquée par AEG fut présentée en 1938 et,
après des marches d'essai réussies, intégrée au service régulier.
Les quatre locomotives étaient dotées de l'élégante livrée rouge
caractérisant les locomotives pour trains rapides et arboraient
sur leur front l'emblème d'époque de la Deutsche Reichsbahn.
Les marches d'essai prévues à 225 km/h ne furent pas réalisées
et l'éclatement de la 2nde guerre mondiale empêcha une autre
acquisition de la E 19. Après 1945, les puissantes et rapides
locomotives restèrent à l'Ouest et la Deutsche Bundesbahn les
affecta au dépôt de Nuremberg d'où elles relayaient Regensburg
et, en service interzones, Probstzella, en tant que locomotives
pour trains rapides. La vitesse maximale fut réduite à 140 km/h, les
tabliers furent retirés et la livrée se transforma en vert-Bundes-
bahn de l'époque pour certaines locomotives et en bleu-Bun-
desbahn pour les autres. Deux de ces intéressantes locomotives
peuvent encore être admirées aujourd'hui. La E 19 01 au musée
de la technique de Berlin et la E 19 12 au musée des transports de
Nuremberg.
Informatie van het voorbeeld: BR E 19
De Deutsche Reichsbahn-Gesellschaft gaf meer en meer de
voorkeur aan de elektrische tractie voor het snelle personen-
verkeer. In 1937 werden bij AEG en Siemens/Henschel elk 2
locomotieven van de serie E 19 besteld. Ze moesten de geplande
elektrische verbinding Berlijn - München, over Halle bedienen.
De maximumsnelheid moest bij 180 km/h liggen en op de hellin-
gen van de Frankenwaldbahn in ieder geval nog 60 km/h met een
volledig beladen sneltrein halen. Beide firma's ontwikkelden de
locs op basis van de beproefde E 18. De Federtopfaandrijvingen
kregen een versterking en de door Henschel/Siemens gebouw-
de E 19 11 en E 19 12 kregen hogere dakopbouwen, waar plaats
voor een weerstandsrem was. De door AEG geproduceerde loc
E 19 01 werd in 1938 gepresenteerd en na succesvolle testritten
kwamen ze in de reguliere dienst.
Alle vier locomotieven hadden de elegante rode kleurstelling, die
snelle locs kenmerkte en op de fronten was demonstratief het
toenmalige embleem van de Deutsche Reichsbahn aangebracht.
De geplande testritten met 225 km/h vonden niet plaats en het
uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhinderde een vol-
gende aanschaf van de E 19. Na 1945 verbleven de sterke, snelle
locs in het Westen en de Deutsche Bundesbahn stationeerde ze
in Nürnberg, waarvandaan ze als sneltreinlocs naar Regens-
burg en in de interzonale dienst naar Probstzella reden. De
maximumsnelheid werd op 140 km/h gereduceerd, de schorten
werden verwijderd en de kleurstelling veranderde bij menige loc
naar het toenmalige Bundesbahn-groen en bij de andere naar
het Bundesbahn-blauw. Tegenwoordig kunnen twee van deze
interessante locomotieven nog bewonderd worden. De E 19 01 in
het Technikmuseum Berlin en de E 19 12 in het Verkehrsmuseum
Neurenberg.
5