8.1.3 INSTELLING DC-UITGANG
• Via de DC-offsetfunctie kan ook een zuivere gelijkspanning zonder frequentiewijziging worden uitgevoerd. Bedien
zachtjes een van de niet ingedrukte schakelaars in het veld „FUNCTION" net zo ver, tot de drie schakelaars alle
drie in de niet ingedrukte schakelaarstand „springen".
• Als geen van de drie schakelaars is ingedrukt, dan staat er op de uitgang „OUTPUT" een zuivere gelijkspanning
ter beschikking. Via de uitgetrokken instelknop „DC OFFSET" (11) kunt u het DC-niveau instellen. Controleer het
DC-niveau met een DC-spanningsmeter of een oscilloscoop.
8.1.4 SYMMETRIEINSTELLING
• Houd hiervoor ook rekening met hoofdstuk 8.2.
• Het uitgangssignaal kan via de symmetrie-instelling worden veranderd. De aanzet van het signaal wordt
veranderd, wat leidt tot een verschuiving van de symmetrie. Bij een rechthoek ontstaan zo impulspieken; bij een
driehoek ontstaat een zaagtand.
• Trek voor het inschakelen van deze functie aan de instelknop „SYM" (12) tot deze vastklikt. In de middelste stand
is het signaal symmetrisch; naar links draaien verkort de stijgende flank, naar rechts draaien verkort de dalende
flank. In de ingedrukte stand is deze functie uitgeschakeld.
8.1.5 SYNCHRONE UITGANG TTL
• De synchronisatie-uitgang geeft onafhankelijk van de golfvorm van het uitgangssignaal (buiten DC) een TTL-
rechthoeksignaal af met de signaalfrequentie en symmetrie. Op de BNC-bus „OUTPUT TTL SYNC" (6) staat een
TTL-niveau ter beschikking met een vaste amplitude. De frequentie en de symmetrie van het TTL-niveau zijn op
het basissignaal afgestemd. De bedienelementen „AMPL" (signaalspanning), „DC OFF-SET" en „ATT" (afgezwakt
-20dB) hebben geen invloed op het TTL-niveau.
8.2 „PULS"-GENERATOR
Voor het gebruik als pulsgenerator wordt de symmetrie-functie „SYM" gebruikt. Bij een standaard-signaal zoals een
sinus, driehoek of rechthoek resp. TTL bedraagt de verhouding tussen de positieve en de negatieve periode 1:1.
Door uittrekken van de instelknop „SYM" (12) wordt de functie „Symmetrieinstelling" ingeschakeld, d.w.z. dat de
verhouding tussen de positieve en de negatieve periode over een gebied van meer dan 10:1 kan worden veranderd
(in beide richtingen!).
Een sinussignaal wordt dan een uitgerokken sinus, een driehoek wordt een zaagtandfunctie en een rechthoek of
TTL-signaal wordt een zgn. naaldimpuls.
Een voorbeeld van hoe de basisvormen van uitzicht veranderen ziet u in de afbeelding hieronder. De stip-
pellijn ----- staat daarbij voor de nullijn.
Puls (uit rechthoek)
Zaagtand (uit driehoek)
Gestrekte sinus
TTL-puls
69