8. MEETMODUS
8.1 FUNCTIEGENERATOR
• Stel de functiegenerator in conform het hoofdstuk „7.4 Basisinstelling".
• Druk op een schakelaar in het veld „FREQUENCY RANGE (Hz)" (13). Met deze factor wordt de waarde van de
variabele frequentieinstelling (via de stelknop „FREQUENCY") „vermenigvuldigd". In de middelste stand bedraagt
de factor ong. 5. Staat de instelknop op MAX, dan bedraagt hij ca. 10 (MIN = 0,1).
• Via de draairegelaar „COARSE" (18) kan de uitgangsfrequentie grof worden ingesteld. Voor de fijninstelling
gebruikt u de draairegelaar „FINE" (16).
Voorbeeld:
Bedien de schakelaar „1k" in het veld „FREQUENCY RANGE" (13). Staat de instelknop in het midden, dan wordt op
het scherm ong. 5 kHz aangegeven. Staat de instelknop op „MAX", dan bedraagt de aangegeven waarde iets meer
dan 10 kHz.
De uitgangsfrequentie kan met de instelknop „FREQUENCY" in het bovenste instelgebied (vanaf de middelste
stand tot het maximum) gemakkelijker en nauwkeuriger worden ingesteld als in het onderste deel (factor 0,01).
Alle frequentiegebieden overlappen elkaar en maken zo een nauwkeurige instelling mogelijk over het volledige
frequentiegebied. Selecteer indien mogelijk steeds een kleiner frequentiegebied en stel de frequentie dan in in
het bovenste deel van het instelgebied.
• De uitgangsimpedantie van de generator bedraagt 50 ohm; het uitgangsniveau is dus sterk afhankelijk van de
belasting. Om een zo constant mogelijke uitgangsspanning te bekomen, moet de uitgang worden afgesloten met
een afsluitweerstand van 50 ohm.
• Houd de aangesloten signaalleidingen zo kort mogelijk, vooral bij hogere frequenties en blokgolven.
Om een zo nauwkeurig mogelijke uitgangsspanning, een bepaald uitgangsniveau, te kunnen instellen, verdient
het aanbeveling om ter controle een oscilloscoop (als „voltmeter") te gebruiken.
Overschrijd nooit de max. ingangsgrootten, hetzij aan de VCF-ingang noch aan de frequentietel-
leringang en vermijd een kortsluiting aan de generatoruitgangen „TTL-OUT" en „OUTPUT". In het
andere geval bestaat er gevaar op beschadiging of zelfs stuk gaan van de frequentiegenerator.
Bij overschrijden van de max. ingangsgrootte resp. bij aanraken van spanningen, groter dan
50 VAC resp. 75 VDC bestaat er gevaar op een levensgevaarlijke elektrische schok.
8.1.1 SIGNALENINSTELLING
• De generator is in staat de drie standaard basisvormen sinus, rechthoek en driehoek op te wekken. Deze basis-
vormen laten zich via de symmetriefunctie „SYM" (instelknop 12 uitgetrokken) van vorm veranderen.
• Voor het instellen van de vorm van de uitgangsspanning bedient u een schakelaar in het veld „FUNCTION" (10).
• Sluit een afgeschermde 50 ohm BNC-leiding op de BNC-bus „OUTPUT" (7) aan.
• Stel de vereiste amplitude (= spanningsgrootte) in met de knop „AMPL" (9).
67