1.3 Functiebeschrijving CPAP 20e
CPAP 20e werkt volgens het principe van een elektrisch aangedreven flowgene-
rator, waarvan het constante drukniveau elektronisch wordt geregeld.
•
Een blaaswerk zuigt omgevingslucht via een filter aan en trans-
porteert deze naar de uitgang van het apparaat. Van hier stroomt
de lucht door de ademslang en het ademmasker naar de patiënt.
•
Een druksensor meet de druk aan de uitgang van het apparaat en
toont deze op het display. De door een microprocessor gestuurde
flowgenerator regelt de druk op de ingestelde waarde en redu-
ceert drukschommelingen, die door de ademhaling ontstaan.
•
Om gemakkelijker in te slapen is een softstart-automaat inge-
bouwd. De CPAP-druk begint bij het inschakelen met de door de
arts ingestelde begindruk en stijgt dan langzaam tot de ingestel-
de streefdruk. De duur van de drukstijging kan in 5-minuten-stap-
pen tussen 5 en 30 minuten worden ingesteld.
•
De instelling van de therapieparameters vindt plaats via de afstands-
instelling SOMNOadjust of het evaluatieprogramma SOMNOsupport.
•
Bij een onderbreking van de stroomvoorziening slaat de
CPAP 20e automatisch alle instellingen op. Na het herstellen van
de stroomvoorziening hoeft het apparaat dus niet opnieuw te
worden ingesteld.
1.4 Functiebeschrijving CLICK 2
De ademluchtbevochtiger functioneert volgens het zogenaamde overflow-princi-
pe. De van het therapieapparaat komende lucht wordt over het oppervlak van een
verwarmde watervoorraad geleid. Daarbij wordt de relatieve luchtvochtigheid en
de temperatuur van de luchtstroom verhoogd. De afgifte van de vochtigheid kan
via de toetsen op het Weinmann-therapieapparaat ingesteld worden. Het vermo-
gen van de verwarmingsstaaf en zodoende de watertemperatuur in de bevochti-
gingkamer wordt via het Weinmann-therapieapparaat elektronisch geregeld.
Door de transparante bevochtigingkamer kan te allen tijde de waterstand
gecontroleerd worden.
Beschrijving van het apparaat
NL
107