6. Functiecontrole
6.1 Termijnen
Voer zowel bij de CPAP 20e als ook bij de CLICK 2 minstens elke 6 maanden een
functiecontrole uit.
Wanneer u fouten vaststelt bij de functiecontrole, mag u de apparaten niet meer
toepassen totdat de fouten zijn verholpen.
6.2 Functiecontrole CPAP 20e
1. Monteer de CPAP 20e a.u.b. bedrijfsklaar met ademslang, uitademsysteem,
ademmasker en netaansluitleiding.
2. Druk op de aan-/uitschakeltoets, om het apparaat in te schakelen. Indien de
softstart ingeschakeld is, schakelt u deze met de softstart-toets uit. Het blaas-
werk transporteert lucht door de ademslang naar het ademmasker. In het
display wordt de momentele druk in hPa weergegeven.
3. Sluit de opening van het ademmasker, bijv. met de duim of de hand.
Vergelijk de op het display aangegeven druk met de voorgeschreven CPAP-
druk. De afwijking mag maximaal ±1,0 hPa bedragen.
4. Druk vervolgens op de softstart-toets, om de softstart in te schakelen. De
softstart-indicatie verschijnt en het display geeft de softstartduur weer.
De druk stijgt in deze tijd langzaam en bereikt na afloop van de ingestelde tijd
de CPAP-druk. De CPAP-druk wordt op het display weergegeven.
5. Schakel het apparaat met de in-/uitschakeltoets uit.
Wanneer de hier aangegeven waarden c.q. functies niet vervuld worden, dient u
het apparaat ter reparatie op te sturen aan de vakhandel of aan de fabrikant.
NL
134
Functiecontrole