Montage
Montage van de brander
Elektrische verbinding
Verbinding stookolie, branderpomp
Controles vóór de ingebruikname
4
Branderpomp
De gebruikte pomp is een
zelfaanzuigende tandwielpomp. Ze is
uitgerust met een aanzuigfilter en een
druk/vermogensregelaar voor de
stookolie. Vóór de ingebruikname dient
een manometer 4 en een vacuümmeter
5 te worden aangesloten.
Montage van de brander
De branderflens 3 heeft langwerpige
gaten en kan worden gebruikt voor een
boringendiameter tussen 150 en
170mm. Die maten stemmen overeen
met de norm EN 226. Door de kraag 2
te verschuiven over de
verbrandingsbuis, kan men de
indringdiepte van de branderkop
aanpassen aan ieder type
branderkamer. De minimale
indringdiepte bedraagt 35mm. Die blijft
onveranderd bij het afnemen of
opnieuw monteren van de brander.
De brander wordt, met behulp van de
kraag 2, verbonden met de
Verbinding stookolie
De bijgeleverde slangen voor de
stookolie worden op de stookoliepomp
aangesloten. De
knie-verbindingsstukken van de
slangen moeten evenwijdig worden
gemonteerd. De stookolie-verbinding
moet via een ontgassingsfilter worden
uitgevoerd. Die filter moet zodanig
worden geplaatst dat de slangen
correct worden verlegd. De slangen
mogen geen kink vertonen. De
stookolie-leiding moet van koperen buis
DN4 (4x6) zijn.
5
Elekrische aansluiting
De elektrische verbindingen en
werkzaamheden eraan mogen alleen door
een vakman worden uitgevoerd. De
richtlijnen en aanbevelingen die van kracht
zijn dienen in acht te worden genomen.
· Controleren dat de spanning van het
net overeenstemt met de
bedrijfsspanning 230V, 50Hz
· Beschermingszekering van de
brander 10A.
Brander en generator (ketel) worden
met elkaar verbonden via een
meerpolige stekkerverbinding 1.
0301 / 13 010 881C
bevestigingsflens en met de ketel. Zo
wordt de verbrandingskamer
hermetisch dicht afgesloten.
Montage:
· De flens 3 met de schroeven 4 op de
ketel bevestigen.
· Het kraagje 2 op het verbindingsstuk
monteren en de schroef 1
aanspannen.
· De brander inbrengen door hem
lichtjes te verdraaien in de flens, en
vervolgens de schroef 5 aanspannen.
Afnemen:
· De schroef 5 losschroeven
· De brander verwijderen door hem te
verdraaien.
Voor de limietwaarden van de lengten
en hoogten van de aanzuiging, zie de
richtlijn voor het uitvoeren en
dimensioneren van installaties met
aanzuiging.
Die richtlijn maakt deel uit van de
ontwerpbasis van ELCO Kloeckner.
De aanzuigfilter mag zich niet op
minder dan 5cm van de bodem
bevinden van een balkvormige tank en
niet op minder dan 10cm van de bodem
van een cilindervormige tank.
Controle vóór de ingebruikname
Vóór ingebruikname, volgende punten
controleren op de installatie:
Waterdruk in het verwarmingscircuit
–
Circulatiepomp onder spanning
–
Trekregelaar schoorsteen in staat
–
van werking (indien aanwezig)
Voeding met spanning (230V) van de
–
bedieningskast van de ketel is
verzekerd
Stookoliepeil in de tank
–
Aansluitingen van de slangen
–
(aanzuiging/terugloop, dichtheid)
De afsluiters van de stookolie
–
openen.
De branderkop instellen
–
De ontstekingselektroden instellen
–
De thermostaten instellen
–
Vóór ingebruikname stookolie met een
handpomp aanzuigen. Bij het
ingebruiknemen de brander van
elektrische voeding voorzien.
Om volledig te ontluchten, de
ontluchtingsschroef op de stookoliefilter
openen. Tijdens het ontluchten mag de
onderdruk niet hoger zijn dan 0,4bar.
De brander afsluiten wanneer stookolie
zonder gasbellen aankomt en de filter
volledig met stookolie is gevuld.
De ontluchtingsschroef opnieuw sluiten.
NL
17