f) Temperatuursensor selecteren
• Stel indien nodig, eerst de eenheid voor de temperauturweergave om.
Hiervoor schuift u schakelaar B16 ofwel in stand °C om de temperatuur in °C weer te
geven of in °F.
• Druk kort op knop "CH +" (B4) om tussen de drie kanalen voor de buitensensoren om
te schakelen. Het standaardkanaal is 1.
Links naast de weergave voor de meetwaarde van de buitensensor (C8) ver-
schijnt het actieve kanaalnummer (C7).
• Opdat alle drie kanalen automatisch na elkaar gedurende ca. 3 seconden worden
weergegeven, houdt u knop "CH +" (B4) ca. 3 seconden ingedrukt. Wanneer de aan-
duiding van het kanaalnummer (C7) naar het volgende kanaal gaat, laat u de toets
opnieuw los.
• Het ontvangstniveau wordt aan de hand van balkenaanduiding C5 weergegeven.
Wanneer er geen balken worden weergegeven, werd de sensor ofwel niet gevonden
of de verbinding niet gebroken.
g) Vorstalarm
• Wanneer de buitentemperatuur tot een waarde tussen de 3 °C tot -2 °C zakt, ver-
schijnt op het scherm de aanduiding voor het vorstalarm (C6) en knippert deze gelijk-
matig.
• Het symbool verdwijnt opnieuw van zodra de temperatuur boven de 3 °C stijgt of
onder de -2 °C zakt.
h) Max. en min. temperatuurwaarden weergeven en wissen
• Druk kort op knop "MEM -" (B6) om na elkaar de opgeslagen maximum- en mini-
mum-temperatuurwaarde weer te geven. Boven op het scherm wordt telkens weer-
gegeven of het om de minimumwaarde "MIN" of maximumwaarde "MAX" gaat. De
volgorde is:
Buiten max. temperatuur; buiten min. temperatuur; binnen max. temperatuur; binnen
min. temperatuur
• Terwijl u de afzonderlijke maximum- en minimumwaarden bekijkt, houdt u knop
"MEM -" (B6) gedurende ca. 3 seconden ingedrukt om de respectievelijke waarde te
wissen.
106