worden verwijderd, en er moeten geschikte voorzorgsmaatre-
gelen worden getroffen om stofverdeling te voorkomen.
Bij het uitvoeren van onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
moeten alle verontreinigde voorwerpen die niet naar tevreden-
heid kunnen worden gereinigd, worden afgevoerd. Dergelijke
voorwerpen moeten in niet-doorlaatbare zakken overeenkom-
stig de geldige bepalingen voor de afvoer en verwerking van
dergelijk afval worden afgevoerd.
7.1 Vliesfilterzak vervangen
Zie afb. 8-11, 4-5
1. Aanzuigaansluiting met sluitstoppen afsluiten
2. Sluitlussen ontgrendelen en motorkop verwijderen.
3. Vliesfilterzak van de flens verwijderen en met de sluitkap
dicht afsluiten.
4. Gebruikte vliesfilterzak volgens de wettelijke bepalingen
afvoeren.
5. Nieuwe vliesfilterzak aansluiten en de afdichting vastklikken.
6. Motorkop plaatsen en met de sluitlussen vergrendelen.
7.2 Afvoerzak vervangen
Zie afb. 24 - 28
1. Aanzuigaansluiting met sluitstoppen afsluiten
2. De zuiger nogmaals inschakelen en de reinigingscyclus
afwachten om reststof van de filterpatroon te verwijderen.
Vervolgens de stekker van de zuiger uit het stopcontact
trekken. Om het afzetten van het stof in het reservoir te
waarborgen, ca. 30 sec. wachten.
3. Afvoerzak van de flens verwijderen en met de sluitkap dicht
afsluiten.
4. Afvoerzak voorzichtig met de bijgevoegde kabelbinder
dicht afsluiten.
5. Gebruikte afvoerzak volgens de wettelijke bepalingen af-
voeren.
6. Nieuwe afvoerzak aansluiten en om de rand van het re-
servoir slaan. Let er hierbij op dat de voorziene gaten bo-
ven de flens over de elektroden van de wateruitschakeling
moeten worden omgeslagen.
7. Motorkop plaatsen en met de sluitlussen vergrendelen.
7.3 Reinigen van de elektroden
Zie afb. 39
Elektroden met een borstel of doek reinigen.
7.4 Koelluchtfilter reinigen
Zie afb. 38
Om ervoor te zorgen dat de motor voldoende wordt gekoeld,
waarborgen dat het kolluchtfilter schoon is. Anders kan er
oververhitting ontstaan en daaropvolgend een uitschakeling
door de thermische beveiliging.
Koelluchtfilter met zuiger schoonzuigen.
7.5 Filterpatroon vervangen
Zie afb. 29-35
Het gereedschap voor de filtervervanging is aan de achterzijde
van het frame aangebracht.
1. De 6 bouten aan de onderzijde van de motorkop langs de
bevestigingsring losdraaien. (niet compleet eruit draaien)
2. Bevestigingsring losdraaien en verwijderen.
3. Filterpatroon verwijderen en onmiddellijk in een stofdichte
kunststof zak doen en milieubewust afvoeren.
4. Nieuwe filterpatroon art.nr.: 118100 plaatsen.
5. Bevestigingsring plaatsen en draaiend vergrendelen.
6. Alle 6 bouten aantrekken.
7.6 Afvoerluchtfilter reinigen
Zie afb. 36-37
1. De filtercassette aan de achterzijde van de motorkop ver-
wijderen en het afvoerluchtfilter verwijderen.
2. Afvoerluchtfilter reinigen (schoonzuigen, uitwassen) of ver-
vangen. Art.nr. 118103 of 118102
3. Nieuw of gereinigd afvoerluchtfilter plaatsen en filtercasset-
te weer in de motorkop aanbrengen.
7.7 Filterpatroon reinigen
1. Aanzuigslang verwijderen.
2. Aanzuigaansluiting met sluitstoppen afsluiten.
3. De zuiger inschakelen en de reinigingscyclus afwachten om
reststof van de filterpatroon te verwijderen.
Als het filter nog niet schoon is, de zuiger opnieuw inschakelen
en de volgende reinigingscyclus afwachten.
8. TRANSPORT
De aanzuigslang verwijderen en het aanzuigkanaal met de
sluitkap afsluiten.
De accessoires in de daarvoor voorziene accessoiresvak aan
de achterzijde van de zuiger opbergen. De zuiger met de aan-
zuigslang omwikkelen en hiervoor de slanghaak gebruiken. De
uiteinden van de slang in elkaar steken om te voorkomen dat
er vuildeeltjes tevoorschijn komen.
Kabel vanaf de zuiger opwikkelen en om de duwbeugel of de
slanghaak leggen.
Let er bij het transport in voertuigen op dat de zuiger volgende
de geldige richtlijnen geborgd wordt tegen glijden en kantelen.
I 55