Elektrische afrastering
– Omheining met één of meer van de
aarde geïsoleerde elektrische geleiders, waarnaar vanuit een
elektro-afrasteringsapparaat stroomstoten worden gestuurd.
Afrasteringscircuit
– Alle geleidende delen of componenten
binnen een elektro-afrasteringsapparaat die met de
uitgangsaansluitingen zijn verbonden of daarmee galvanisch
dienen te worden verbonden.
Aardingselectrode
– Metalen constructie die nabij een
elektro-afrasteringsapparaat in de grond wordt geslagen en
elektrisch met de uitgangs-aardeansluiting van het
elektro-afrasteringsapparaat is verbonden, en die
onafhankelijk is van andere aardingsopstellingen.
Aansluitdraad
– Een elektrische geleider waarmee het
elektro-afrasteringsapparaat op de elektrische afrastering of
de aardingselectrode wordt aangesloten.
Elektrische weide-afrastering
waarmee dieren binnen of buiten een bepaald terrein worden
gehouden.
Vereisten voor elektrische weide-afrasteringen
Elektrische weide-afrasteringen en de bijbehorende
apparatuur moeten zodanig worden geïnstalleerd, bediend en
onderhouden dat het gevaar voor mensen, dieren en hum
omgeving zoveel mogelijk wordt verminderd.
Pas op!
Raak elektrische afrasteringsdraden vooral niet
met het hoofd, de nek of de romp aan. Klim niet over
een meerdraads elektrische afrastering heen, niet
erdoorheen en niet eronderdoor. Gebruik een poort of
een speciaal ontworpen overgang.
Dit elektro-afrasteringsapparaat is niet bedoeld voor gebruik
door personen (ook kinderen) met verminderde lichamelijke,
sensorische of geestelijke vermogens dan wel gebrek aan
ervaring en kennis, tenzij zij onder toezicht staan van een
persoon die voor hun veiligheid verantwoordelijk is dan wel
van wie zij instructies over het gebruik van het
elektro-afrasteringsapparaat hebben gekregen.
Op kinderen dient toezicht te worden gehouden om te
voorkomen dat zij met het elektro-afrasteringsapparaat gaan
spelen.
Elektro-afrasteringsconstructies waarbij het gevaar groot is
dat mensen of dieren erin vastraken, dienen te worden
vermeden.
Een elektrische weide-afrastering mag niet op twee of meer
afzonderlijke elektro-afrasteringsapparaten of op
onafhankelijke afrasteringscircuits van hetzelfde
elektro-afrasteringsapparaat worden aangesloten.
De afstand tussen de draden van twee elektrische
weide-afrasteringen die door gescheiden
elektro-afrasteringsapparaten met onafhankelijke impulsen
worden gevoed, moet minstens 2,5 m bedragen. Als deze
opening moet worden gesloten, dienen hiervoor elektrisch
niet-geleidende materialen of een geïsoleerde metalen
afscheiding te worden gebruikt.
Prikkeldraad of scheermesdraad mag niet op een
elektro-afrasteringsapparaat worden aangesloten.
– Een elektrische afrastering
De stroomvoerende draad of draden van een elektrische
weide-afrastering kunnen met een niet-stroomvoerende
afrastering met prikkeldraad of scheermesdraad worden
aangevuld. De steuninrichtingen van de stroomvoerende
draden dienen zo te worden geconstrueerd dat tussen de
stroomvoerende draden en het verticale vlak van de
niet-stroomvoerende draden een minimum afstand van
150 mm is gegarandeerd. Het prikkeldraad en
scheermesdraad dienen op regelmatige afstanden te worden
geaard.
Volg onze adviezen over het aarden op.
Tussen de aardingselektrode van het
elektro-afrasteringsapparaat en mogelijke andere
componenten die op een aardingssysteem zijn aangesloten,
zoals bijvoorbeeld de randaarding van de stroomvoorziening
of de aarding van het telecommunicatiesysteem, dient een
minimum afstand van 10 m te worden aangehouden.
Aansluitdraden die in gebouwen lopen, dienen effectief van
de geaarde constructie-elementen van het gebouw te zijn
geïsoleerd. Dit kan door middel van geïsoleerde
hoogspanningskabel bereikt worden.
Aansluitdraden die ondergronds verlopen, dienen òf in een
isolatiebuis van isolerend materiaal te liggen òf er dient
geïsoleerde hoogspanningskabel te worden gebruikt. Er dient
grote omzichtigheid te worden betracht om schade aan de
aansluitdraden door dierenhoeven of in de grond zakkende
tractorwielen e.d. te voorkomen.
Aansluitdraden mogen niet in dezelfde buis als de bedrading
voor de netvoeding, communicatiekabels of datakabels
verlopen.
Aansluitdraden en elektrische weide-afrasteringsdraden
mogen niet over bovengrondse stroomdraden of
communicatiekabels verlopen.
Kruisingen met bovengrondse stroomleidingen dienen zoveel
mogelijk te worden vermeden. Als een kruising niet te
voorkomen is, dient deze onder de stroomleiding te worden
gelegd en daarmee zoveel mogelijk een rechte hoek te
vormen.
Als aansluitdraden en draden van elektrische
weide-afrasteringen dicht bij een bovengrondse stroomleiding
worden geïnstalleerd, dient de afstand tot deze niet minder te
bedragen dan hetgeen in de onderstaande tabel te zien is.
Minimum afstanden van stroomleidingen voor elektrische
weide-afrasteringen
Spanning stroomleiding
1000 V
1000 V tot 33.000 V
33.000 V
Als aansluitdraden en draden van elektrische
weide-afrasteringen nabij een bovengrondse stroomleiding
worden geïnstalleerd, mogen zij niet meer dan 3 m boven de
grond zijn aangebracht. Deze hoogte heeft betrekking op
beide zijden van de orthogonale projectie van de buitenste
geleiders van de stroomleiding op het grondoppervlak, voor
een afstand van:
Afstand
3 m
4 m
8 m
47