Menu
DISPLAY
OSD
TIMEOUT
STATUSBALK
CAMERATITEL
ICOON
OPNAMEMODUS
RAND
KLEUR RAND
DISPLAY
BEWEGINGSSENSOR
KLEUR BEWEGING
TAAL
MONITOR
18
Periode tot wanneer de
statusbalk verborgen wordt in
de live-weergave.
Activeert/deactiveert de
cameranaam.
Activeert/deactiveert het
icoontje voor de opname.
Rand rond elk kanaal in de
multiscreen-modus.
Indien deze instelling op ON
staat, kan de gebruiker de kleur
kiezen.
Indien deze instelling op ON
staat, worden zones waar een
beweging gedetecteerd werd
opgelicht met gekleurde vakjes.
De kleur van de vakjes wordt
weergegeven, als DISPLAY
BEWEGINGSSENSOR op ON
staat.
Taal OSD.
INTERVAL
Geeft aan hoe lang elk kanaal
SEQUENTIE
weergegeven wordt in een
sequentie.
INTERVAL SPOT
Geeft aan hoe lang elk scherm
weergegeven wordt via de uitgang
van de spotmonitor.
MODUS DE-
Indien er op kanalen opgenomen
INTERLACE
wordt in een D1-resolutie (704 x
576), dient deze functie op ON
geplaatst te worden om schokken
te voorkomen tijdens de playback.
MODUS POPUP
Indien deze instelling op ON staat,
ALARM
zal een alarmingang via het
overeenkomstige kanaal ervoor
zorgen dat er wordt weergegeven
in de modus full screen.
INTERVAL POPUP
Bepaalt hoe lang de popup op
ALARM
volledig scherm getoond wordt
nadat een alarmingang
geactiveerd werd. Indien het alarm
blijft duren, zal de popup constant
getoond worden.
MODUS POPUP
Indien deze instelling op ON staat,
BEWEGING
zal de bewegingdetectie via het
overeenkomstige kanaal ervoor
zorgen dat er wordt weergegeven
in de modus full screen.
INTERVAL POPUP
Bepaalt hoe lang de popup op
BEWEGING
volledig scherm getoond wordt na
de bewegingsdetectie. Indien de
beweging blijft voortduren, wordt
de popup constant weergegeven.
SEQUENTIE
Indien op de toets SEQ gedrukt wordt, zal de
standaardsequentie werken via alle 4/8 kanalen, één per
één.
Door de configuratie van een sequentie kan een
gebruiker een aangepaste sequentie bepalen, waarbij hij
gebruik maakt van meerdere multiscreen-weergaves en
elk gewenst kanaal.