Monteren van de haardkachel
De plaatsingsbodem moet vlak en waterpas zijn. De haard-
kachel mag slechts op vloeren met voldoende draagver-
mogen geplaatst worden.
Bij een brandbare vloer moet een stabiele en onbrandbare
vonkenopvangnet plaat worden gebruikt. Deze moet naar
voor om 50 cm en zijdelings om 30 cm over de voorhaard-
opening van de haardkachel uitsteken.
Montagevolgorde
Instructie: de montagevolgorde is weergegeven voor de
haardkachel met deuraanslag links (zie afb.1). Bij deuraan-
slag rechts is de opbouw in spiegelbeeld (zie afb.2).
● Indien voorzien, elektrische kachelbediening OEC
monteren.
● Plaats voor de opstelling bepalen. De haardkachel kan
aan twee kanten sluitend aan de wand worden opge-
steld. In het stralingsbereik van de haardkachel mogen
tot en met een afstand van 80 cm, gemeten vanaf de
zichtruit van de vuurhaarddeur, geen voorwerpen uit
brandbaar materiaal voorhanden zijn of worden neer-
gezet (zie afb.3).
● Vloerplaat (9, afb. 4) zodanig op de vastgestelde plaats
van opstelling leggen, dat de beide 80 mm dikke iso-
latieplaten 1+2 in de richting van de montagewanden
worden gepositioneerd (zie afb. 3).
● Pijpvoering (op de bouwlocatie) in de schoorsteen in-
bouwen. De aansluithoogte tot het midden van de ka-
chelpijp bedraagt bij gebruik van de Olsberg bocht (Art.
nr. 23/1974.9392)1520 mm. Wanneer de kachelpijp bin-
nen de bekleding moet worden aangesloten, kan de
hoogte van 1520 mm met max. 100 mm naar boven
worden verlengd. Wanneer de kachelpijp buiten de be-
kleding moet worden aangesloten, moet deze eerst mi-
nimaal 500 mm recht door de deksel en dan met de bij-
behorende bocht worden aangesloten.
● Afhankelijk van de positie van de schoorsteen, moet de
offset van de hoek bovendien met een draaibare bocht
worden gecompenseerd. Binnen een radius van 20 cm
rondom de kachelpijp mag zich geen brandbaar ma-
teriaal bevinden bij delen die bestaan uit brandbare
materialen.
● Gatdiameter 160 mm voor de kachelpijpaansluiting op
de isolatieplaat 1 of 2 overnemen en met een lange de-
coupeerzaag uitzagen.
● De haardkachel op de vloerplaat in de daarvoor aange-
brachte gaten voor de verstelbare voeten plaatsen.
● De haardkachel zodanig uitlijnen dat de afstand tussen
de vloerplaat en de onderkant van de verbrandings-
ruimtedeur overal 450 mm bedraagt (zie afb. 4).
● Isolatieplaten 1 + 2 opstellen en eventueel op een paar
plaatsen met lijm aan de montagewanden fixeren. Bij
enkelzijdige opstelling met montagewand achter de
isolatieplaat 2, kunnen de beide isolatieplaten met 3
spaanplaatschroeven Ø6 x 140 (17) extra worden be-
vestigd (voorboren en verzinken niet nodig). In elk ge-
val moeten de beide platen aan elkaar worden gelijmd.
60
800
Afb. 3
2
9
Afb. 4
2
1
1