In geval van ongeoorloofd of verkeerd gebruik of
van herstelling door een niet-gekwalificeerd per-
soon vervalt de garantie bij eventuele schade.
Wanneer het toestel definitief uit bedrijf genomen
wordt, bezorg het dan voor verwerking aan een
plaatselijk recyclagebedrijf.
3
Toepassingen
De Power Mixer PMX-150DSP is een combinatie
van een zevenkanaalmengpaneel en een eindver-
sterker van 2 x 100 W. Hij is bijzonder geschikt voor
muzikanten en voor gebruik op het podium. Op de
ingangskanalen kan u apparatuur met lijnuitgang
(instrument, cd-speler, cassettedeck etc.) en micro-
foons (ook met fantoomvoeding) aansluiten en het
signaal ervan aan een mastersignaal of een moni-
torkanaal toevoegen.
Door de interne digitale effectengenerator met
15 verschillende effecten kan u van elk ingangska-
naal afzonderlijk een effect aan het mastersignaal
toevoegen. Het effect kan ook via een aangesloten
voetschakelaar worden in- en uitgeschakeld. Bo-
vendien kan u via de Send- en Return-aansluitingen
een extern effectenapparaat aansluiten.
4
Apparatuur aansluiten
De in- en uitgangen mogen enkel aangesloten en
gewijzigd worden, wanneer de PMX-150DSP en de
aan te sluiten apparatuur uitgeschakeld is.
4.1
Microfoons
1) Indien de gebruikte microfoons geen fantoom-
voeding nodig hebben, plaatst u de schakelaar
PHANTOM POWER (26) in de stand OFF. In dit
geval kunnen zowel gebalanceerde als ongeba-
lanceerde microfoons worden aangesloten.
2) Voor het gebruik van microfoons met fantoom-
voeding plaatst u de schakelaar PHANTOM
POWER in de stand ON. Alle XLR-jacks MIC (9)
hebben een fantoomvoeding van 48 V.
is geen beïnvloeding van de effectsterkte moge-
lijk, d.w.z. alle instellingen moeten op het effec-
tenapparaat worden doorgevoerd.
Opmerkingen:
a Door enkel de jack RETURN aan te sluiten
wordt het kanaal voor het mastersignaal
onderbroken (schakelbus), d.w.z. de interne
eindversterker en de jack MAIN (21) ontvan-
gen geen signaal.
b Bij aansluiting van het effectenapparaat op de
jacks SEND en RETURN via mono-jacks, is
het rechter deel van het mastersignaalkanaal
onderbroken.
2. Verbind de ingang van het effectenapparaat met
de jack OUT (12) en de uitgang met de jacks AUX
(17). Verbind bij een mono-effectengenerator
enkel de bovenste jack "L". Intern is het signaal
hierdoor ook naar het rechter kanaal geschakeld.
Met de regelaars EFF (4) wordt voor elk ingangs-
kanaal de signaalsterkte ingesteld die naar het
effectenapparaat moet worden gestuurd, en met
de regelaar EFFECT OUT (10) wordt het master-
niveau afgeregeld. Het signaal dat van het effec-
tenapparaat terugkeert, wordt via de regelaar
AUX IN (14) aan het mastersignaal toegevoegd.
Opmerking: Omdat met de regelaars EFF zowel
de signaalsterkte van de ingangskanalen voor de
interne effectengenerator als de signaalsterkte
voor de jack OUT wordt ingesteld, moet het
interne effect met de toets (23) eventueel worden
uitgeschakeld of met de regelaar EFFECT RTN
(13) gecorrigeerd.
4.6
Eindversterker voor het monitorkanaal
Om het signaal van het mono-monitorkanaal via
luidsprekers weer te geven, sluit u de lijningang van
een mono-eindversterker aan op de jack MONITOR
(20). Hier is het signaal beschikbaar, dat met de
regelaars MON (3) van de ingangskanalen 1 – 7
wordt afgenomen en waarvan het niveau met de
regelaar MONITOR (29) wordt ingesteld.
Opgelet! Bij ingeschakelde fantoomvoeding
mogen geen ongebalanceerde mi-
crofoons worden aangesloten. An-
ders kunnen deze microfoons wor-
den beschadigd.
3) Sluit de microfoons aan op de XLR-jacks MIC (9).
Opmerking: De ingangen kunnen niet tussen de
jacks MIC (9) en LINE (8) worden omgeschakeld.
Verbind daarom bij elk kanaal ofwel de XLR-jack
MIC ofwel de jack LINE.
4.2
Instrumenten en apparatuur met
lijnuitgang
Sluit signaalbronnen met lijnmono-uitgang (b.v.
instrumenten) aan op de jacks LINE (8). Bij de aan-
sluiting van stereoapparatuur (CD-speler, cassette-
deck etc.) schakelt u deze in mono of gebruikt u
hiervoor een adapter (b. v. NTA-169, MCA-300 van
MONACOR). Anders wordt de fase van een kanaal
gedraaid (verschilsignaal). Stereoapparatuur kan
echter ook rechtstreeks worden aangesloten op de
jacks AUX (17) en TAPE (18).
Opmerking: Verbind in elk ingangskanaal ofwel de
jack LINE (8) ofwel de XLR-jack MIC (9).
4.3
De luidspreker(s)
Sluit de luidspreker(s) volgens de gewenste configu-
ratie (fig. 3 – 5) aan op de uitgang OUTPUT (34).
Voor het linker en rechter kanaal zijn de beide jacks
A en B telkens parallelgeschakeld.
1. Wenst u één luidspreker per kanaal aan te slui-
ten, dan sluit u de luidspreker voor het linker
kanaal aan op een van beide jacks LEFT en de
luidspreker voor het rechter kanaal op een van
beide jacks RIGHT – zie fig. 3. De impedantie
van de luidsprekers moet minstens 4 Ω bedra-
gen. Plaats de schakelaar MODE (30) in de
stand STEREO.
Elke luidspreker van 4 Ω moet een belastbaar-
heid van minstens 100 W
RMS
luidsprekers van 8 Ω gebruikt, moet de belast-
4.7
Eindversterker voor het mastersignaal
Wanneer behalve de interne eindversterker een ste-
reo-eindversterker voor extra luidsprekers nodig is,
sluit u de lijningang van de eindversterker aan op de
jack MAIN (21). Hier kan u het mastersignaal afne-
men, dat naar de interne eindversterker gaat.
4.8
Bijkomende stereoapparatuur met
lijnuitgang
Een stereoapparaat met lijnuitgang kan op de jacks
AUX (17) of de cinch-jacks TAPE (18) worden aan-
gesloten. Het signaal wordt via de regelaar AUX IN
(14) resp. TAPE IN (32) aan het mastersignaal toe-
gevoegd.
4.9
De voetschakelaar
Het interne effectsignaal kan met behulp van een
voetschakelaar worden in- en uitgeschakeld. Sluit
de voetschakelaar (b. v. FS-60A, PFS-28/SW van
MONACOR) aan op de jack FOOT SW (11).
Een voetschakelaar aansluiten
Om het interne effect met de voetschakelaar te kun-
nen in- en uitschakelen, drukt u op de toets (23) op
het bedieningspaneel DIGITAL PROCESSING. De
LED ON naast de toets licht op. Wanneer het
contact van de voetschakelaar sluit, wordt het effect
uitgeschakeld. Bij opening van het contact, wordt
het effect ingeschakeld. Het in- en uitschakelen met
de voetschakelaar wordt niet weergegeven door de
LED ON. De LED licht continu op.
4.10 Voedingsspanning
Nadat alle apparatuur op de PMX-150DSP is aan-
gesloten, plugt u de netstekker van het aansluit-
snoer (35) in een stopcontact (230 V~/50 Hz).
baarheid van elke luidspreker minstens 65 W
bedragen.
2. Wenst u twee luidspreker per kanaal aan te
sluiten, dan sluit u de luidsprekers voor het linker
kanaal aan op beide jacks LEFT en de luidspre-
kers voor het rechter kanaal op beide jacks
RIGHT – zie fig. 4. De impedantie van de afzon-
derlijke luidsprekers moet minstens 8 Ω bedra-
gen, en de belastbaarheid van elk van de luid-
sprekers moet minstens 50 W
Plaats de schakelaar MODE (30) in de stand
STEREO.
3. Wenst u een luidspreker in monobrugwerking
aan te sluiten, dan sluit u de luidspreker aan op de
jack BRIDGE, en plaatst u de schakelaar MODE
(30) in de stand L+R BRIDGE – zie fig. 5. De luid-
sprekerimpedantie moet minstens 8 Ω bedragen
en de belastbaarheid minstens 200 W
4.4
Opnametoestel
1) Verbind de ingang van een opnametoestel voor
geluidsopnamen met de cinch-jacks REC (19).
Hier kan het mastersignaal worden afgenomen
dat evenwel niet wordt beïnvloed door de equali-
zer (28), de regelaar MAIN (31) noch door een op
de jacks SEND (15) en RETURN (16) aangeslo-
ten effectenapparaat.
2) U kan de opname voorbeluisteren via de interne
eindversterker van de PMX-150DSP. Sluit hier-
voor de uitgang van het opnametoestel op de
cinch-jacks TAPE (18) aan. Het signaal wordt via
de regelaar TAPE IN (32) aan het mastersignaal
toegevoegd.
4.5
Effectenapparaat
Er zijn twee mogelijkheden om een effectenappa-
raat op de PMX-150DSP aan te sluiten.
1. Verbind de ingang van een stereo-effectenappa-
raat met de jack SEND (15) en de uitgang met de
jack RETURN (16). Bij deze manier van verbin-
hebben. Indien u
den is het effectenapparaat aangesloten op het
kanaal met mastersignaal. Via de PMX-150DSP
5
Werking
1) Om inschakelploppen te vermijden is het aan te
raden de regelaars MONITOR (29) en MAIN (31)
op nul in te stellen.
2) Schakel het toestel in met de schakelaar
POWER (33) aan de achterzijde van het toestel.
De ventilator (36) begint te draaien, de POWER-
LED (25) licht rood op en wordt na ca. 3 secon-
den groen (inschakelvertraging).
Mocht de POWER-LED niet groen worden,
dan wijst dit op een defect, bijvoorbeeld kortsluit-
ing aan een van de eindversterkeruitgangen
OUTPUT (34). Schakel in dit geval de PMX-
150DSP weer uit en verhelp het defect.
3) Schakel de aangesloten apparatuur in.
4) Bij uitschakelen van de installatie, schakelt u
steeds eerst de PMX-150DSP uit.
5.1
De geluidsbronnen mengen
1) Voor de basisinstelling plaatst u eerst
alle regelaars hoge tonen HIGH (1) en
alle lage tonen LOW (2)
EFFECT
in de middelste stand (nulstand).
OFF
ON
Draai de regelaars MON (3), EFF (4), LEVEL (6)
evenals de regelaars EFFECT OUT (10),
EFFECT RTN (13), AUX IN (14) en TAPE IN (32)
helemaal naar links in de nulstand.
Draai alle panoramaregelaars PAN (5)
in de middelste stand op "C".
Plaats alle schuifregelaars van de equalizer (28)
in de middelste stand (nul).
Druk alle toetsen PAD (7) in. Hierdoor zijn de
ingangen op een lagere gevoeligheid ingesteld
en worden ze niet onmiddellijk overstuurd bij
hoge niveaus.
2) Stuur een signaal naar alle aangesloten ingan-
gen 1 – 7 (microfoonaankondiging, testsignaal of
muziekfragment).
3) Om via de aangesloten luidsprekers een signaal
te kunnen horen, draait u de masterregelaar
MAIN (31) eerst iets open.
NL
RMS
B
bedragen.
RMS
.
RMS
17