Oppassen!
A
De vlotterschakelaar moet zo
kunnen bewegen dat de pomp niet
kan drooglopen.
6.2
Handmatig bedrijf
Inschakelen
Bedienschuiver (13) in positie M
naar boven trekken. De dompel-
pomp begint te transporteren.
A
Oppassen!
Laat de pomp in het handmatig
bedrijf niet zonder toezicht. Er bestaat
het gevaar dat de dompelpomp bij
een te laag waterniveau droog loopt
en beschadigd wordt.
Uitschakelen
In tegenstelling tot het automatisch
bedrijf, schakelt zich de dompelpomp
niet uit, wanneer een bepaald waterni-
veau wordt onderschreden.
Bedienschuiver (13) in positie A naar
beneden schuiven. De dompelpomp
schakelt zich uit, wanneer de vlotter-
schakelaar naar beneden daalt en de
uitschakelhoogte onderschrijdt.
7. Service en onderhoud
Gevaar!
A
Alvorens u met werkzaamhe-
den aan het apparaat begint:
schakelt u het apparaat uit,
De stekker uit het stopcontact
trekken.
Andere dan
de
hier beschreven
onderhouds-
of
herstellingswerk-
zaamheden mogen alleen worden uit-
gevoerd door vaklui.
7.1
Regelmatig onderhoud
Om ervoor te zorgen dat de dompel-
pomp altijd probleemloos werkt, is regel-
matig onderhoud vereist. Dit geldt ook,
wanneer de dompelpomp onder moei-
lijke condities wordt ingezet, maar lan-
gere tijd niet ingeschakeld wordt (bv bij
het bedrijf in afwateringsschachten).
Jaarlijks onderhoud
1.
Controleer het pomphuis, de snoe-
ren en de vlotterschakelaar op
beschadigingen.
2.
Spoel de pomp met schoon water.
Hardnekkige verontreinigingen, bijv.
algen, verwijdert u met een borstel
en reinigingsmiddel.
3.
Om de binnenkant te spoelen, dom-
14
pelt u de pomp in schoon water en
schakelt u ze even in.
Pomp doorspoelen
15
Pomp steeds met zuiver water door-
spoelen, als van tevoren vloeistoffen
werden getransporteerd die achter-
standen achterlaten zoals bv chloor-
houdig water uit het zwembassin.
Vlotterschakelaar reinigen
1.
Bedienschuiver (16) in positie "O"
drukken en ingedrukt houden om de
vergrendeling van de vlotterafdek-
king (17) los te maken. Vlotterafdek-
king verwijderen.
2.
Vlotter (18) met de vlotterophan-
ging (19) uithangen en reinigen.
3.
Binnenwanden en bodem reinigen.
4.
Zet de dompelpomp opnieuw in
elkaar.
NEDERLANDS
Bodemstuk reinigen
20
1.
Schroeven van het bodemstuk (20)
losmaken en het bodemstuk verwij-
deren.
2.
Alle bereikbare binnenkanten van de
behuizing en het loopwiel reinigen. Alle
16
vezels die zich rond om de loopwielas
hebben gewikkeld, verwijderen. Hard-
nekkige verontreinigingen verwijdert u
met een borstel en reinigingsmiddel.
3.
Zet de dompelpomp opnieuw in
elkaar.
7.2
Apparaat bewaren
17
Oppassen!
A
Vorst vernielt het apparaat en
het toebehoren omdat deze altijd
water bevatten!
Als er kans op vorst bestaat, moet
het apparaat samen met het toebe-
horen worden opgeborgen.
8. Problemen en storingen
Gevaar!
A
Alvorens u met werkzaamhe-
den aan het apparaat begint:
18
schakelt u het apparaat uit,
De stekker uit het stopcontact
trekken.
19
8.1
Foutopsporing
Pomp loopt niet:
Er is geen spanning.
Controleer het snoer, de stekker,
het stopcontact en de betreffende
zekering.
De netspanning is te laag.
Gebruik een verlengsnoer met
voldoende doorsnede (zie Tech-
nische gegevens).
Motor
oververhit,
geactiveerd.
Verwijder de oorzaak van de
oververhitting (vloeistof te warm,
pomp
vreemd voorwerp)
motorveiligheid
geblokkeerd
door
een
21