– T il de achterste aflaatbeveiliging (1) op en voer de deflec-
tordop (5), lichtjes naar rechts hellend, in de aflaatope-
ning; zet hem met beide spillen (6) vast in de voorziene
gaten tot u de vertanding (7) hoort vastklikken.
– D uw zachtjes op de veiligheidshendel (3) en hef de zijde-
lingse aflaatbeveiliging (4) op.
– P laats de zijdelingse aflaatdeflector (8) zoals aangege-
ven op de afbeelding.
– Hersluit de zijdelingse aflaatbeveiliging (4) zodat de zij-
delingse aflaatdeflector (8) geblokkeerd is.
Om de achterste aflaatdeflector te verwijderen:
– D uw zachtjes op de veiligheidshendel (3) en hef de zijde-
lingse aflaatbeveiliging (4) op.
– M aak de zijdelingse aflaatdeflector los (8).
Om de deflectordop te verwijderen:
– T il de achterste aflaatbeveiliging op (1).
– Druk in het midden om de vertanding (7) los te haken.
3.2 Starten van de motor
• Modellen met versnellingshendel
O m de motor op te starten, brengt men de hendel van de
versnelling naar de stand "Starter" (23).
V erplaats de hendel van de versnelling, na het inschake-
len, naar de stand "Snel" (22).
3.2a
• Modellen met handmatige start ("I - "II")
Trek de remhendel van de snij-inrichting (1) tegen de hand-
greep en geef een stevige ruk aan het handvat van de
startkoord (2).
• Modellen met elektrisch start met sleutel
Trek de remhendel van de snij-inrichting (1) tegen de hand-
greep en verdraai de contactsleutel (3).
3.2b
• Modellen met elektrisch start met toets ("III - "IV"-
"V")
– P laats de meegeleverde accu in de holte voorzien op de
motor (4, "III - "IV"); (volg de aanwijzingen in de handlei-
ding van de motor.).
Op sommige modellen is er een motor met geïntegreer-
de niet-verwijderbare accu voorzien ("V").
– Steek de sleutel goed in (indien aanwezig) (6).
– Trek de hendel rem motor / snij-inrichting naar de steel
(1).
In de "V"-motoren, licht de laadstatusindicator van de
accu (5) op of knippert deze gedurende 5 seconden
om aan te geven:
•
Indicator aan = de accu is behoorlijk opgeladen
•
Indicator knippert = de accu is bijna leeg
•
Indicator uit = de accu is bijna helemaal leeg
Volg de instructies in de instructiehandleiding
voor de noodoplaadmotor via een extern USB-
oplaadapparaat (niet meegeleverd met de ma-
chine).
OPMERKING De hendel rem motor / snij-inrichting moet
aangetrokken gehouden worden om te vermijden dat de
motor stilvalt.
– Druk op de starttoets en houd deze ingedrukt tot de mo-
tor ingeschakeld is (7).
In de "V"-motoren, gaat de laadstatusindicator van de accu
(5) uit.
Voor meer informatie in verband met de motor, verwijst men
naar de aanwijzingen van de handleiding van de motor.
3.3 Het gras maaien
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds op dezelf-
de hoogte en afwisselend in de twee richtingen gemaaid
wordt.
Wanneer de opvangzak te vol wordt, wordt het gras niet
meer efficiënt opgevangen en verandert het geluid van de
grasmaaier.
Om de opvangzak te verwijderen en te ledigen,
– s chakel de motor uit en wacht tot de snij-inrichting stil
staat;
– d e achterste aflaatbeveiliging (2) omhoog plaatsen, de
handgreep vastnemen en de opvangzak verwijderen; de
opvangzak rechtop houden.
• In geval van "mulching" of uitlaat van het gras ach-
teraan: vermijd steeds grote hoeveelheden gras af te
snijden. Maai nooit meer dan een derde van de totale
hoogte van het gras in een enkele beurt! Pas de rijsnel-
heid aan de toestand van het grasveld en de hoeveelheid
gemaaid gras aan.
• In geval van zijdelingse aflaat (indien voorzien): het
is raadzaam een baan te volgen waarbij het gemaaide
gras niet op het deel van het veld dat nog gemaaid moet
worden, uitgelaten wordt
• In geval van opvangzak met signaalinrichting van
de inhoud (indien voorzien): tijdens het werk, wanneer
de snij-inrichting in beweging is, blijft de signaalinrichting
omhoog zolang de opvangzak in staat is het gemaaide
gras te ontvangen; wanneer de inrichting omlaag gaat,
betekent dit dat de opvangzak vol is en dat hij geledigd
moet worden.
Raadgevingen voor de zorg van het gazon
Iedere soort gras heeft verschillende kenmerken en er kun-
nen dus verschillende werkwijzen nodig zijn om het gazon
te verzorgen; lees steeds de aanwijzingen op de zaadver-
pakkingen met betrekking op de maaihoogte, en al naarge-
lang de groeicondities van de zone waar men werkt.
Houd er rekening mee dat de meeste soorten gras uit een
steel en een of meerdere bladeren bestaan. Als de blade-
ren volledig afgemaaid worden, wordt het gazon bescha-
digd en zal het moeilijker teruggroeien.
Over het algemeen, gelden de volgende aanwijzingen:
– e en te laag maainiveau veroorzaakt scheuren en leegtes
in het grasveld, en een "gevlekt" aspect";
– i n de zomer, moet het gras hoger gemaaid worden om te
vermijden dat het terrein uitdroogt;
– m aai het gras niet wanneer het nat is; dit zou de werk-
zaamheid van de snij-inrichting verminderen omwille van
het gras dat eraan vastkleeft en zou scheuren in het gras-
veld veroorzaken;
– i ndien het gras bijzonder hoog is, is het raadzaam eerst
op de maximaal toegestane hoogte te maaien en ver-
volgens een tweede maaibeurt te doen na twee of drie
dagen.
3.4
Einde van het werk
Laat, na het werken, de hendel (1) van de rem los en maak
het dopje van de bougie (2) los.
• Modellen met elektrisch start met sleutel
V erwijder de contactsleutel (3).
6