k) Functiecontrole van de servo´s
Stuurservo
De stuurservo is met kanaal 1 van de afstandsbediening (het stuurwiel) verbonden.
Opbouw van de besturing
De besturing van het voertuig is uitgevoerd als fuseebesturing.
De spoorstangarmen zijn daarbij verbonden met een driedelige spoorstang. De
draaibeweging van de servostuurhendel werkt via de stuurstang (1, reeds
gemonteerd) op een arm van de servosaver (2).
De servosaver bestaat uit twee rechthoekig t.o.v. van elkaar geplaatste armen die
niet star met elkaar verbonden zijn, maar die d.m.v. een veer op hetzelfde vlak
met de stuurstangen tegen elkaar in kunnen bewegen.
De tweede arm van de servosaver (3) stuurt het middelste deel van de spoorstang,
de stuurplaat (4), en zorgt zo via de spoorstang (5) voor de stuurinslag van de
wielen.
Als er tijdens het rijden harde schokken via de wielen op de spoorstang over-
gebracht worden, worden deze niet onmiddellijk naar de stuurservo overgedragen
maar via de verende verbinding van de twee hefarmen van de servosaver gedempt.
De stuuruitslag rechts en links wordt door de mechanische aanslag van de spoorstangarmen tegen de fuseedrager begrensd.
Controle van de werking
• Houd het model vooraan zo vast dat de wielen vrij in de lucht hangen.
• Omwille van het goede contact van de banden en het gewicht van het voertuig zouden de wielen hun stuuruitslag niet spontaan en direct volgen als het
voertuig op de grond staat. Dit verandert evenwel tijdens het rijden.
• Schakel eerst de zender en daarna de ontvanger in.
• Beweeg het stuurwiel (kanaal 1) naar rechts en links.
• De wielen moeten nu naar rechts en links draaien!
• Als de wielen in de omgekeerde richting draaien, moet u de servo-reverse schakelaar van de afstandsbediening in de positie „REV" (Reverse, omgekeerd)
zetten.
• Laat het stuurwiel los; de wielen moeten nu naar de rechte stand terugdraaien. Indien de wielen in de neutrale stand van het stuurwiel niet exact recht vooruit
zouden blijven staan, corrigeer dan de trimming op kanaal 1. De einduitslagen van het stuurwiel moeten invloed hebben op de eindaanslagen rechts / links
van de besturing!
Servosaver
De servosaver is af fabriek slechts standaard ingesteld en moet (omdat bij sneller rijden ook de stuurcommando's van de stuurservo kunnen
worden omgezet) voorafgaand aan de eerste aan de hand van de aanwezige fabrieksinstelling worden gecontroleerd en indien nodig strakker
worden ingesteld.
Gas/remservo
De gas/remservo is met kanaal 2 van de afstandsbediening verbonden.
Carburatorkoppeling
Na de verwijdering resp. vóór het aanbrengen van het luchtfilter is visuele controle van de carburatordoorlaat mogelijk.
De stationaire stand (max. 1,0 mm open carburateurdoorlaat) dient indien nodig met de stationairschroef (smooraanslagschroef) te worden afgesteld. De
stationairschroef is de kleine schroef op de tegenoverliggende zijde van de carburateurschuif.
De gas/remstangen hebben het volgende effect:
Volgas (A):
carburatorschuif helemaal uitgetrokken, rem werkt niet
Stationair (B):
carburatorschuif helemaal in, stelringen aan de remhendels liggen losjes.
Remmen (C):
gasstang duwt tegen de veerweerstand, remstangen duwen naar voren tegen de helemaal uitgedraaide remhendels.
96