OPGELET
Gebruik geen warm water of puntige, metalen snijvoorwerpen om ijsblokken te verwijderen.
3. Het display gaat niet branden. Controleer:
- of de unit stroom krijgt;
- of de netspanningskabel goed is aangesloten;
- de zekeringen in het elektrische paneel
4. De unit begint niet te werken wanneer de AAN/UIT-knop wordt ingedrukt (het display gaat
aan): Controleer de aansluiting van het microdeurcontact en hou er daarbij rekening mee dat het
schakelaarcontact gesloten moet zijn wanneer de deur gesloten is.
Onvoldoende rendement van de unit:
WAARSCHUWING:
Het is absoluut verboden om beschermingsmiddelen te verwijderen terwijl de machine in
werking is. Deze zijn er om de veiligheid van de gebruiker te verzekeren.
12.4 Alarmen
"EE" knippert: Gegevensstoring; Alarmuitgangssignaal AAN; Andere uitgangssignalen ongewijzigd
"P1" knippert: Storing thermostaatsonde; Alarmuitgangssignaal AAN; Compressoruitgangssignaal volgens parameters
"Con" en "CoF"
"P2" afgewisseld met kamertemperatuur: Storing verdampersonde; Alarmuitgangssignaal AAN; Andere
uitgangssignalen ongewijzigd, Tijdsafhankelijke ontdooiing
"HA" afgewisseld met kamertemperatuur: Alarm maximumtemperatuur; Alarmuitgangssignaal AAN; Andere
uitgangssignalen ongewijzigd
"LA" afgewisseld met kamertemperatuur: Alarm minimumtemperatuur; Alarmuitgangssignaal AAN; Andere
uitgangssignalen ongewijzigd
"dA" afgewisseld met kamertemperatuur: Alarm deur geopend; Alarmuitgangssignaal AAN; Uitlaten volgens
parameter "odc"
"PAL"
afgewisseld
uitgangssignalen UIT
"noL" vast of licht op Communicatiealarm toetsenbord – moederbord; Alle stopcontacten UIT
Signalen die niet in dit handboek beschreven staan, wijzen op ernstige schade aan het elektronische
bedieningspaneel.
ALARMOUTPUT
- slechte werking van de verdamperventilator;
- defecte elektromagnetische klep (bij modellen met ontdooiing door middel van heet gas);
- defecte verwarming ontdooiing (bij modellen met elektrische ontdooiing);
- defect ontdooiproces. In dit geval kunnen er maatregelen getroffen worden:
Verhoog de temperatuur om het ontdooiproces te beëindigen met enkele graden, verhoog
het aantal ontdooicycli.
Als er geen storingen in de unit gevonden zijn, controleer dan dat: de deuren van de
koelruimte perfect afgesloten worden; er geen koudeverspreiding is; de koelruimte slim wordt
gebruikt; er geen niet-bevroren vloeistoffen of voedsel in de lagetemperatuurruimte geplaatst
zijn; de verdamper ijsvrij is.
We raden aan om de machines ver van de deuren te plaatsen, vooral wanneer de koelruimte
vaak wordt geopend.
met
kamertemperatuur:
Alarm
drukschakelaar;
Alarmuitgangssignaal
AAN;
Alle
61