Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
b) Den Druckregler (2760) auf einen
Bewässerungscomputer
aufschrauben, der bereits am
Wasserhahn im Garten angebracht
ist.
c) Den Druckregler (2760) an einen
Geräteadapter (2289) anschließen
und auf ein Schlauchstück (2166)
aufstecken, das bereits an einem am
Wasserhahn angeschlossenen
Schlauch angebracht ist.
3.2 Vorgehensweisen zum Anschluss des
Druckreglers an den Schlauch:
a) 4-mm-Schlauch –- 4-mm-Adapter
(2760 a) verwenden und 4-mm-
Schlauch durch Mitte schieben
b) 13-mm-Schlauch – 13-mm-Adapter
(2760 b) verwenden und 13-mm-
Schlauch anbringen.
3.3 Aufbau des Systems und Anbringen
der Tropfer
a) Zulauf- bzw. Mikroschlauch im
Bereich verlegen, der bewässert
werden soll. Der Schlauch ist
biegsamer, wenn er vor dem
Gebrauch in heißes Wasser
eingetaucht oder in der Sonne
aufgewärmt wird. Den Schlauch
zunächst mit Gewichten beschweren,
bis er von allein liegen bleibt.
b) Den Zulauf- bzw. Mikroschlauch mit
einer Schere durchlöchern und das
Bewässerungssystem mit Hilfe der
benötigten Systemkomponenten
(Knie-, T-Stücke, Endkappen)
aufbauen. Der Mikroschlauch kann
mit geraden Anschlussstücken (2778)
an den Zulaufschlauch angeschlossen
werden.
c) Ggf. Mengenregelventile zur
Isolierung von Bereichen und
Verbesserung der Kontrolle über das
System positionieren.
d) Tropfer entweder direkt am
Zulaufschlauch oder am Ende des
Mikroschlauches anbringen.
e) Das System mit Staken und Wandclips
befestigen.
An der Stelle, an der der
Zulauf-/Mikroschlauch angeschlossen ist,
kann gelegentlich Wasser auslaufen.
Diese Stelle dichtet sich in der Regel im
Laufe der Zeit von selbst ab, sofern der
Schlauch richtig in einem Winkel von 90o
angeschlossen wurde.
4. BERECHNUNG DER KAPAZITÄT DES
SYSTEMS:
Bei der Installation eines großen Systems
die Wassermenge vom Zulaufschlauch
und somit die Anzahl des Zubehörs
berechnen, das von dieser Wassermenge
unterstützt wird.
4.1 Einen Druckregler anschließen, einen
Eimer mit bekannter Füllmenge in
Litern unter den Wasserhahn stellen,
den Wasserhahn voll aufdrehen und
die Zeit in Sekunden stoppen, die
zum Füllen des Eimers mit Wassers
benötigt wird.
4.2 Die Liter im Eimer mit 3600
multiplizieren und das Produkt durch
die Sekunden teilen, die zum Füllen
des Eimers benötigt wurden. Das
Ergebnis ist die maximale
Wassermenge pro Stunde.
4.3 Jeder Tropfer wurde für eine
bestimmte Durchflussmenge
konzipiert. Die Summe der
Durchflussmengen aller verwendeten
Tropfer sollte nicht höher als die
maximale Wassermenge sein.
Beispiel:
a) Ein 9-Liter-Eimer wird in 15 Sekunden
gefüllt.
b) 9 Liter x 3600 = 42400
c) 42400/15 Sekunden = 2160
Mikrodüsen wurden für eine
Durchflussmenge von 55 l/h konzipiert.
Bei einer maximalen Wassermenge von
2160 könnten also maximal 39 (2160/55)
Mikrodüsen verwendet werden.
Durchflussmengen von Tropfern aus dem
Hozelock-Sortiment stehen auf der
ersten Umschlagseite dieses Faltblatts
bzw. auf den einzelnen Packungen.
Werden mehr Tropfer benötigt als von
der maximalen Durchflussmenge erlaubt,
das System in Zonen aufteilen, die zu
unterschiedlichen Zeiten betrieben
werden können. Sollen in Zonen
aufgeteilte Systeme automatisiert
werden, sind mehrere
Bewässerungscomputer erforderlich.
5. WARTUNG:
Am Ende der Saison alle
Mengenregelventile öffnen und die
Endstopfen entfernen. Zum Reinigen mit
Wasser ausspülen und dann abtropfen
lassen, um Frostschäden zu verhindern.
Druckregler und Bewässerungscomputer
entfernen und an einem
frostgeschützten Ort aufbewahren. Alle
Tropfer können zur Reinigung
auseinandergebaut werden. In ein
Gemisch aus 50% Essig und 50% Wasser
legen, um sämtliche Rückstände zu
entfernen.
www.hozelock.com
NL
HOZELOCK AUTOMATISCHE
BEWATERINGSINSTALLATIE EN
GEBRUIKSAANWIJZING
1. HOZELOCK ONDERDELEN
- Kraan
A
B
- Slangen
C
- Druppelaars
Uitsluitend de met * gemarkeerde
onderdelen worden met deze kit
meegeleverd. Alle onderdelen zijn apart
verkrijgbaar. De onderdelen zijn
onderverdeeld in drie groepen (A,B,C).
Belangrijk: Neem de afmetingen van het
te bewateren gebied op en maak vooraf
op papier een plan voordat u slangen
doorboort of doorsnijdt. Veel systemen
combineren een aanvoerslang met een
microslang, maar elke slang kan ook
afzonderlijk gebruikt worden.
2. BELANGRIJKSTE
GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN VOOR DE
ONDERDELEN:
A
- Kraan
• Drukregelaar (2760) Sluit het
automatische watersysteem op de
kraan aan, en vermindert de waterdruk
ten behoeve van optimale
systeemprestaties.
• Watercomputer (2700) Optioneel,
werkt op batterijen. Wordt bevestigd
aan de buitenkraan, en sluit het water
aan en af, geprogrammeerd voor het
bewateren van uw planten wanneer u
afwezig bent.
B
- Slangen
• Aanvoerslang (2763 – 10m, 2764 – 25m)
Grote 13mm slang voor het transport
van water door middelgrote en grote
systemen. Zet het bewateringsnet in
elkaar met behulp van Ellebogen
(2766), T-stukken (2767), Rechte
aansluitstukken (2768) en Eindstoppen
(2769). Op de goede plaats vastzetten
met Staken (2770) en Muurclips (2771).
Gebruik een Stromingsregelklep (2765)
om de waterstroom te variëren en
delen van het net te isoleren.
NB.: Geen enkel stuk aanvoerslang mag
meer dan 50m van het reduceerventiel
verwijderd zijn
• Microslang (2772 – 10m, 2773 – 25m)
Kleine 4mm slang voor het transport
van water door kleine systemen of voor
het toevoeren van water van de
aanvoerslang naar de planten in
grotere systemen. Aansluiten op de
aanvoerslang met behulp van een
Slangverloopstuk (2778), de
waterstroom splitsen met een T-stuk
(2777). Op de goede plaats vastzetten
met Staken (2781) en Muurclips (2782).
Gebruik een Stromingsregelklep (2776)
om de waterstroom te variëren.
NB.: Geen enkel stuk microslang mag
langer dan 15m zijn.
• Priem (2799) – Bedoeld voor het maken
van gaten in de aanvoerslang voor
accessoires en voor het aansluiten van
de microslang. Gebruik de zeshoekige
inkeping aan de achterkant van de
priem om de microwaterstraalpijpjes in
Publicité
