1
Batterij plaatsen
Open het batterijvakje en
plaats de batterij overeenkomstig
de installatiesymbolen. Let
daarbij op de juiste polariteit.
2
Inschakelen en meten
!
Let voor iedere meting op dat de referentiefunctie
gedeactiveerd is (geen REF op het display).
– Schakel het apparaat in met toets (3).
– De neigingshoek (8) verschijnt in de weergave. Wanneer neigingen boven
hoofdhoogte gemeten worden, past de weergaverichting zich automatisch aan.
3
Kalibratie
1. Leg het meetoppervlak (4) van het apparaat
op een rechte ondergrond met positiemarkering.
Schakel het apparaat in (3). Druk de toetsen
1 en 3 gelijktijdig in om naar de kalibratiemodus
te schakelen. -1- verschijnt op het display.
2. Druk opnieuw op de AAN/UIT-toets (3).
-1- knippert. Daarna schakelt de weergave
over naar -2-.
3. Draai de waterpas 180° en plaats hem direct
op het gekenmerkte vlak. Druk daarna op de
AAN/UIT-toets (3). -2- knippert. De kalibratie
is voltooid als de meetwaarde op het display
verschijnt.
18
NL
–
+