2.2
Laden
De Power Support mag op ieder moment opgeladen worden. Het laden mag tevens op
ieder moment onderbroken worden.
Zodra de lader met de Power Support verbonden wordt, geeft de accu indicator de
staat van de accu aan. Tijdens het laden is de Power Support beveiligd en is het niet
mogelijk te rijden met ondersteuning van de Power Support.
Tijdens het laden knippert een van de accu indicatie lampjes. Het niveau van de
acculading is te herkennen aan het aantal lampjes
dat continu brandt. Zodra de accu volledig opgeladen is blijven alle accu-indicator
lampjes branden.
1. Plaats het netsnoer van de acculader in het stopcontact.
2. Verwijder het afdekkapje van het chassisdeel op het accupack
3. Plaats de vierpolige laadplug van de acculader in het chassisdeel van het accupack
totdat u een duidelijk 'klik' hoort.
4. Controleer bij aanvang van het laden of een accu indicator lampje van de
bedieningseenheid knippert. Dit geeft aan dat de accu daadwerkelijk opgeladen
wordt.
5. Controleer na afloop van het laden of de accu indicator lampjes van de
bedieningseenheid continu branden. Dit geeft aan dat de accu daadwerkelijk
opgeladen is.
6. Druk eerst de ontgrendelpaal in en trek daarna de laadplug van de acculader uit het
accupack. Let op: de laadplug kan niet uit het accupack getrokken worden als de
ontgrendelpaal niet ingedrukt is. Dit kan schade opleveren aan de elektronica.
7. Plaats het afdekkapje van het chassisdeel (accupack) terug.
8. De Power Support is klaar voor gebruik.
Gebruik
9