NL - 61.505 -
GEBRUIKERS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING
2011 - GEB1102VT
- indien met omkasting : plaats deze terug
• voer de handelingen in omgekeerde volgorde uit zoals
beschreven indien u ze afneemt.
IV.3. Wateraansluiting
zie pagina 525-526
De wateraansluiting moet gebeuren door erkende vaklui. Zij moeten
de plaatselijke voorschriften, normen en veiligheidseisen in acht
nemen.
U dient te voorkomen dat er bij de toevoer– en retourleidingen
mechanische spanningen ontstaan.
De leidingen dienen zodanig geïnstalleerd te worden dat er
gemakkelijk onderhouds– of herstellingswerken uitgevoerd kunnen
worden.
De wateraansluitingen bevinden zich aan de zijkant van het toestel.
Bij plafondmodel standaard links en bij muurmodel standaard
rechts.
Etiketten op het toestel duiden de toevoer- en de afvoeraansluiting
aan van het verwarmend en /of koelend medium.
Gebruik een gepast gereedschap op de warmtewisselaar om het
draaimoment op te kunnen vangen bij montage van de mediumpijpen
(pag. 19).
Let op de etiketten op het chassis.
Mediumleidingen spoelen en van onregelmatigheden ontdoen
Ontlucht de warmtewisselaar.
Bij het aftappen van het water is het mogelijk dat er nog water blijft
staan in de bochtjes van de warmtewisselaar. Stockeer de ventilo-
convector dan ook in een vorstvrije ruimte.
IV.4 Electrische aansluiting
A. Belangrijke informatie
Bij werkzaamheden aan de ventilo-convector, dient men ten allen
tijde de spanning naar de unit uit te schakelen.
De
electro-aansluiting
van
gebeuren door erkende vaklui. Zij moeten de plaatselijke
voorschriften, normen en veiligheidseisen in acht nemen.
De bekabeling moet gebeuren volgens de voorschriften. Het type
kabel en leidingsdoorsnede is te bepalen door de electro-installateur.
Het aantal kabelgeleiders is afhankelijk van het type en de gebruikte
schakelaar. Zie daarvoor het specifiek aansluitschema van de schakelaar.
B. Schema's
zie pagina 527-529
motor met bedrijfscondensator.
wisselstroom 1 x 230 V; 50 Hz
isolatieklasse : B
beschermingsklasse : IP 31
Draairichting : de motoren hebben de juiste draairichting wanneer
de lucht uit de uitblaaszijde stroomt. De draairichting veranderen is
niet mogelijk.
Aansluitingstest : De stroomopname bij alle snelheden vergelijken
met het etiket op de ventilo-convector.
NIET aansluiten met continuregelaar of 5-standentrafo
Er mogen geen bruggen in de motorklemmen ingebouwd worden.
Er kunnen meerdere motoren, van dezelfde bouwgrootte, in
VENTILO-CONVECTOREN
de
ventilo-convector
moet
parallel met elkaar verbonden worden. Motoren van verschillende
bouwgroottes kunnen niet met elkaar in parallel geschakeld worden
op één toerenregelaar.
Zie ook specifieke handleiding geleverd bij de schakelaars.
schema 1 : netaansluiting 220 V
Voor het aansluiten van een ventilo-convector met
- luchtwisselkast, servomotor en antivriesthermostaat
- electrische bijverwarming met limietthermostaat
- drukknopbediening op het toestel
Dit schema geeft de inwendige bedrading weer zoals het uitgevoerd
is in onze werkplaatsen.
Ingeval geen luchtmengkast en /of electrische bijverwarming
meegeleverd is, vervalt de overeenstemmende bedrading en worden
de desbetreffende drukknoppen vervangen door afdekplaatjes.
Netaansluiting aan de klemmen R en N - zekeringen door de
installateur te voorzien volgens overeenstemmende aansluitwaarde.
De kamerthermostaat aansluiten aan klemmen T1 en T2.
Regeling :
Door de kamerthermostaat en de geselecteerde snelheid (luchtdebiet
en warmteafgifte). In praktijk gebeurt de opwarming met snelheid
3 en voor het op temperatuur houden, schakelt men naargelang
de heersende buitentemperatuur over naar snelheid 1 of2. Zelfde
regeling voor koeling.
De kamerthermostaat kan ook uitgerust worden met een programma
uurwerk.
schema 2 : netaansluiting 3 x 220V
Is te gebruiken voor grote vermogens in de elektrische
bijverwarming.
Schema 2 is in principe gelijk aan schema 1.
De electrische verwarmingselementen worden in driehoek
geschakeld.
In de tabellen van de electrische bijverwarming worden de mogelijke
te installeren vermogen in kW volgen het type ventilo weergegeven.
schema 3 : netaansluiting 3 x 400V
Is te gebruiken voor grote vermogens in de elektrische
bijverwarming.
Schema 3 is in principe gelijk aan schema 1.
De electrische verwarmingselementen worden in ster geschakeld.
In de tabellen van de electrische bijverwarming worden de mogelijke
te installeren vermogen in kW volgen het type ventilo weergegeven.
schema 4 : SC.329 - afstandsbediening
Voor de plafondmodellen, of er kan een kastje voor de
afstandsbediening geleverd worden.
Vooraan het kastje bevinden zich de drukbedieningsknoppen.
Inwendig een klemmenreeks waarvan de nummering overeenstemt
met de klemmenreeks in de ventilo-convector.
De overeenstemmende klemmen zijn met elkaar te verbinden, dit
volgens de uitrusting van het toestel (luchtwisselkast met servomotor
en /of electrische bijverwarming).
De kamerthermostaat kan aangesloten worden, ofwel met de
afstandsbedining of de ventilo-convector (klemmen T1 en T2).
schema 5 : SC.4913 - kamerthermostaat
De contactklemmen van de kamerthermostaat 1 en 2 aansluiten aan
de klemmen T1 en T2. De verbinding tussen T1 en T2 wegnemen.
Ingeval de kamerthermostaat voorzien is van een thermische
terugkoppeling, verbinding verwezenlijken tussen klem N en klem
4 van de kamerthermostaat.