De brandstof moet vrij van vuil
zijn.
Vulhoeveelheid: Zie „Technische gegevens".
3.6 Waterslang aansluiten
Bij slechte waterkwaliteit (spoelzand enz.) bevelen wij
aan dat een waterfijnfilter in de watertoevoer wordt
gemonteerd.
Voor het aansluiten van het toestel een met weefsel ver-
sterkte waterslang met een nominale breedte van ten-
minste 3/4" (19 mm) gebruiken.
Bediening / Bedrijf
4.1 Toestel inschakelen
1.
De hoofdschakelaar in de positie koud water (A) brengen.
De besturingselektronica voert een automatische controle
door, alle LED's schijnen één keer. De motor start.
schijnt.
2.
Ventileer de machine door het spuitpistool te activeren.
3.
Wanneer de waterstroom constant is, gaat u verder met
de volgende stappen.
Vertaling van de originele handleiding
Let op dat u de brandstoftankfilter niet beschadigt, om te
voorkomen dat er vuil in de tank geraakt.
1.
De waterslang vóór de aansluiting op het toestel kort met
water spoelen opdat zand en andere vuilpartikelen niet in
het toestel kunnen geraken.
2.
De waterslang met de snelkoppeling op de wateraanslui-
ting aansluiten.
3.
De waterkraan openen.
AANWIJZING!
Nodige waterhoeveelheid en waterdruk: Zie hoofdstuk
„Technische gegevens".
3.8 Antivriesmiddel opvangen
Het leidingsysteem van het toestel is in de fabriek met
antivriesmiddel gevuld. De het eerst uitstromende vloeis-
tof (ca. 5 l) voor hergebruik in een vat opvangen.
4.2 Aansluitingen
4.2.1 Spuitlans op spuitpistool aansluiten
WAARSCHUWING!
Steeds vuil van de nippel verwijderen vooraleer de
spuitlans met het spuipistool wordt verbonden.
1.
Trek de blauwe snelkoppeling (A) van het spuitpistool
naar achteren.
2.
Duw de nippel van de spuitlans (B) in de snelkoppeling en
laat deze los.
3.
Trek de spuitlans (of een ander hulpstuk) naar voren om te
controleren of deze stevig vastzit op het spuitpistool.
30