158 | Nederlands
Stel de gewenste helling in zoals beschreven bij de X-as.
Enkele seconden nadat voor de laatste keer
op een toets werd gedrukt, wordt de geko-
zen helling bij het meetgereedschap gereali-
seerd. Tot aan de voltooiing van de hellingin-
stelling knipperen de laserstraal evenals op
het display het symbool voor hellinginstel-
ling.
Na voltooiing van de hellinginstelling ver-
schijnen op het startscherm de ingestelde
hellingswaarden van de beide assen. De sta-
tusaanduiding (12) op het meetgereedschap
brandt permanent rood. Op de afstandsbe-
diening brandt de statusaanduiding van de
gehelde as ((35) en/of (34)) permanent
rood.
Handmatige modus
De automatische nivellering van het meetgereedschap kan
uitgeschakeld worden (handmatige modus):
– bij horizontale positie voor beide assen onafhankelijk van
elkaar,
– bij verticale positie voor de X‑as (de Y‑as kan bij verticale
positie niet worden genivelleerd).
Bij handmatige modus is het mogelijk om het meetgereed-
schap in een willekeurige schuine stand te plaatsen. Boven-
dien kunnen de assen onafhankelijk van elkaar in een bereik
van ±8,5 % op het meetgereedschap worden geheld. De hel-
lingswaarde van een as in de handmatige modus verschijnt
niet op het display.
De statusaanduiding (12) op het meetgereedschap brandt
permanent rood, wanneer
– bij horizontale positie ten minste één as op handmatige
modus is ingesteld,
– bij verticale positie de X‑as op handmatige modus is inge-
steld.
Op de afstandsbediening brandt de statusaanduiding
Y‑as (35) of de statusaanduiding X‑as (34) permanent rood,
wanneer de betreffende as op handmatige modus is inge-
steld.
De handmatige modus kan niet via de afstandsbediening
worden gestart. U kunt de helling van een as echter even-
goed met de hellingstoets omhoog (31) en de hellingstoets
omlaag (36) op de afstandsbediening veranderen als met de
toetsen ▲ (4) of ▼ (3) op het meetgereedschap.
Handmatige modus bij horizontale positie
Voor het uitschakelen van de automatische
nivellering drukt u zo vaak op de toets hand-
matige modus (13) tot de gewenste instel-
lingscombinatie voor beide assen is bereikt.
Op het afgebeelde voorbeelddisplay is de au-
tomatische nivellering voor de X‑as uitge-
schakeld, de Y-as wordt nog steeds genivel-
leerd.
1 609 92A 55C | (05.11.2019)
Om een as met uitgeschakelde automati-
sche nivellering te hellen, drukt u op de
toets hellinginstelling (14), terwijl het me-
nu Handmatige modus wordt weergege-
ven.
Als de automatische nivellering maar voor één as is uitge-
schakeld, dan kunt u alleen de helling van deze as wijzigen.
Bij handmatige modus van beide assen kunt u door opnieuw
op de toets hellinginstelling (14) te drukken tussen de assen
wisselen. Op het display knippert het symbool van de as
waarvan de helling kan worden gewijzigd.
Hel de gekozen as met de toetsen ▲ (4) of ▼ (3) tot de ge-
wenste positie.
Handmatige modus bij verticale positie
Om de automatische nivellering voor de X-as
uit te schakelen drukt u één keer op de toets
handmatige modus (13). (De Y‑as kan bij
verticale positie niet worden genivelleerd.)
Om de X-as zonder automatische nivellering
te hellen, drukt u op de toets hellinginstel-
ling (14), terwijl het menu Handmatige
modus wordt weergegeven. Op het display
knippert het symbool van de X-as.
Hel de X‑as met de toetsen ▲ (4) of ▼ (3) tot de gewenste
positie.
Om de Y‑as te draaien, drukt u opnieuw op
de toets hellinginstelling (14), terwijl het
menu Handmatige modus wordt weerge-
geven. Op het display knippert het symbool
van de Y-as.
Draai de Y‑as met de toetsen ▲ (4) of ▼ (3) tot de gewenste
positie.
Mauwkeurigheidscontrole van het
meetgereedschap
De volgende werkzaamheden mogen uitsluitend door goed
geschoolde en gekwalificeerde personen worden uitge-
voerd. De wetmatigheden bij het uitvoeren van een nauw-
keurigheidscontrole of kalibratie van een meetgereedschap
moeten bekend zijn.
Nauwkeurigheidsinvloeden
De grootste invloed oefent de omgevingstemperatuur uit.
Vooral vanaf de grond naar boven toe verlopende tempera-
tuurverschillen kunnen de laserstraal afbuigen.
Omdat de temperatuurverschillen bij de grond het grootst
zijn, dient u het meetgereedschap vanaf een meettraject van
20 meter altijd op een statief te monteren. Plaats het meet-
gereedschap bovendien indien mogelijk in het midden van
het werkvlak.
De afwijkingen zijn relevant vanaf een meettraject van ca.
20 meter en kunnen bij 100 meter zelfs het twee- tot vier-
voudige van de afwijking bij 20 meter bedragen.
Naast externe invloeden kunnen ook toestelspecifieke in-
vloeden (zoals val of sterke stoten) leiden tot afwijkingen.
Bosch Power Tools