14. Elektrische aansluiting
Voorbeelden van installatie met gescheiden verticale leidingen
L max = 15 m
Schets 16
Belangrijk: de enkele leiding voor de afvoer van verbrande gassen moet naar behoren worden geïsoleerd
(warmte-isolerend), op de plaatsen die in contact staan met de muren van het huis (bijvoorbeeld, een
glasvezelmat).
Voor meer gedetailleerde richtlijnen over de montage van de accessoires, raadpleeg het bijgevoegde
instructieboekje hierover.
De elektrisch beveiliging van het toestel is slechts verzekerd indien het correct aangesloten is op een
installatie welke aan de aarde verbonden is, en gerealiseerd werd conform met de in voege zijnde
reglementering betreffende de elektrische installaties.
Het toestel moet op een installatie aangesloten worden met een elektrische spanning 220-230 V
éénfasig + aarding met behulp van de, bij het toestel meegeleverde, voedingskabel met drie geleiders.
De polariteit fase-nulleider moet gerespecteerd worden.
De voeding moet gebeuren met behulp van een tweepolig schakelaar met openingscontacten
van ten minstens 3 mm.
Bij de vervanging van de voedingskabel moet men een reglementaire kabel "HAR HO5 VV-F" van
2
3x0,75 mm
met een maximale diameter van 8 mm gebruiken.
Deksel
Schets 17
Klemmenstrook M1
48
L max = 14 m
Klemmenstrook M2
Deksel