Wilo HiMulti 3 Notice De Montage Et De Mise En Service page 36

Nederlands
manier af.
• Hangeren (afb. 4)
7.2. Installatie
Twee standaard types (afb. 1 en 3)
Pomp in zuigmodus
Pomp in inlaatmodus verbonden met buffertank
(item 9) of gemeentelijk waternet (item 10).
• De pomp moet worden geïnstalleerd op een
droge, goed geventileerde en vorstvrije locatie.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
de pomp!
De aanwezigheid van vreemde materialen of
onzuiverheden in de pompbehuizing kan de wer-
king van het product aantasten.
• Wij bevelen aan om alle soldeer- en hardsol-
deerwerkzaamheden uit te voeren voordat de
pomp wordt geïnstalleerd.
• Spoel het circuit volledig uit vooraleer de pomp
te installeren en in bedrijf te nemen.
• Verwijder de afsluitdoppen op de pompbehui-
zing vóór de installatie.
• De pomp moet geïnstalleerd worden op een
plaats die gemakkelijk te bereiken is, beschermd
is tegen vorst en zich zo dicht mogelijk bij het
aftappunt.
• Om de toegang tot de motorventilator te verze-
keren, moet een minimumafstand van 0,3 m wor-
den voorzien vanaf de muur achter de installatie.
• Installeer de pomp op een glad en horizontaal
oppervlak.
• Borg de pomp door 2 langwerpige gaten op het
lagerblok (voor Ø M8 bevestigingen) afb. 7.
• Houd er rekening mee dat de hoogte van de
plaats van opstelling en de watertemperatuur de
zuigcapaciteit van de pomp kunnen reduceren.
Verlies van
Hoogte
zuighoogte
0 m
0 m
zuighoogte
0,60 m
500 m
zuighoogte
1,15 m
1000 m
zuighoogte
1,70 m
1500 m
zuighoogte
2,20 m
2000 m
zuighoogte
2,65 m
2500 m
zuighoogte
3,20 m
3000 m
zuighoogte
WAARSCHUWING!
De pomp moet zodanig geïnstalleerd worden dat
niemand de hete oppervlakken van het product
kan aanraken wanneer dit in werking is.
AANWIJZING: Aangezien de pomp in de fabriek
getest kan zijn, kan er wat restwater in het pro-
duct zitten. We raden aan om de pomp te spoelen.
7.3. Hydraulische verbindingen
Algemene aansluitsinstructies
• Schroef de 2 aansluitingen manueel (item 11) en
pakking (item 12) (afhankelijk van model) (afb. 9)
36
Verlies van
Temperatuur
zuighoogte
0,20 m
20 °C
zuighoogte
0,20 m
20 °C
zuighoogte
0,20 m
20 °C
zuighoogte
• Gebruik flexibele, bandversterkte slangleidingen
of stijve leidingen.
• De pomp mag niet het gewicht van de buizen
dragen. Afb. 5.
• Dicht de leidingen goed af met de correcte mate-
rialen.
• Installeer een systeem voor droogloopbeveiliging
om te voorkomen dat de pomp droog loopt.
• Beperk de lengte van de leidingen en vermijd
alle kenmerken die wrijvingsverlies veroorzaken
(conische onderdelen, bochtstukken, knikken).
Zuigaansluitingen
• De diameter van de zuigleiding mag nooit minder
zijn dan de diameter van de poort op de pomp.
Bovendien bevelen we voor pompen van de serie
4 m³/h die een negatieve aanzuighoogte (HA)
hebben groter dan 6 m, aan om leidingen te
gebruiken met een diameter die groter is dan de
nominale diameter (DN) van de pomp om zo wrij-
vingsverlies tot een minimum te beperken.
• In geval van een negatieve aanzuighoogte moet
de pomp het hoogste punt van de installatie zijn
en moet de zuigleiding altijd op een opgaande
gradiënt vanaf het tappunt tot de pomp zijn om
te voorkomen dat er zich luchtbelletjes vormen in
de zuigleiding.
• Lucht mag niet in de zuigleiding binnendringen
wanneer de pomp in werking is.
• Een zuigzeef installeren (max. doorsnede van de
gaten: 2 mm) voorkomt schade aan de pomp door
het inzuigen van deeltjes.
• Als de pomp geïnstalleerd is met negative aanzuig-
hoogte: zuigzeef onderdompelen (min. 700 mm).
Ballast de flexibele slangleiding indien nodig
7.4. Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok!
Gevaren verbonden aan het gebruik van elektri-
sche energie dienen te worden vermeden.
• Alle werkzaamheden gerelateerd aan elektri-
citeit mogen alleen worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde elektricien!
• Voordat er een elektrische aansluiting wordt
gemaakt, moet de spanning van de pomp wor-
den gehaald (uitgeschakeld) en beveiligd worden
tegen onbevoegde herinschakeling.
• Om een veilige installatie en werking te garan-
deren, moet de aggregaat correct worden geaard
met de aardterminals van de spanningsvoorzie-
ning.
VOORZICHTIG! Een fout in de elektrische aan-
sluiting beschadigt de motor.
De stroomkabel mag nooit contact maken met
de leiding of de pomp, en moet uit de buurt van
vocht worden gehouden.
• Zie het typeplaatje van de motor voor zijn elek-
trische karakteristieken (frequentie, spanning,
stroom).
• De 1-fase-motor van deze pomp heeft een geïn-
tegreerde motorbeveiligingsschakelaar.
• Voedingsspanning: gebruik een kabel die voldoet
aan de geldende normen (3 kernen: 2 fasen +
aarde):
H05RN-F 3 G 1.5 minimum
H05RN-F 3 G 2.5 maximum
• Als een kabel of connector beschadigd is, moet
deze worden vervangen door een overeenkomstig
WILO SE 11/2019