6.0 BOOGLASSEN
Algemene normen
De
elektrische
beschreven als een bron van helder
licht en intense warmte. De elektrische
stroom in de gasatmosfeer rondom
de elektrode en het te lassen werkstuk
geven elektromagnetische golven af die,
afhankelijk van de golflengte, als licht of
warmte worden waargenomen. De boog
produceert ook ultraviolet en infrarood
licht op een onwaarneembaar niveau.
De ioniserende straling wordt echter
nooit waargenomen. De warmte die de
boog produceert wordt in het lasproces
gebruikt voor het laten smelten en aan
elkaar voegen van metalen onderdelen.
De stroom die hiervoor noodzakelijk is
wordt geleverd door een apparaat dat
lasapparaat wordt genoemd.
• Sluit de aarddraad aan op de negatieve
pool van de inverter en sluit de aardklem aan
op het te lassen werkstuk.
• Sluit de laskabel aan op de positieve pool
van de inverter.
• Kies de lasstroom door aan de draaiknop
op het voorpaneel te draaien. Kies de
lasstroom aan de hand van de aanwijzingen
van de fabrikant van de elektroden en de
opschriften op de verpakking.
De volgende aanwijzingen kunt u als
algemene informatie benutten:
DIAMETER ELEKTRODE
1.5mm
2.0 mm
2.5 mm
3.25 mm
4.0 mm
5.0 mm
• Schakel de inverter in. De twee leds op het
paneel zijn:
groene led = aan, gele led = uit (raadpleeg de
vorige pagina voor extra informatie).
• Bescherm uw gezicht met een masker of een
helm. Plaats de elektrode in de elektrodeklem
op het te lassen werkstuk tot de boog wordt
ontstoken.
Zorg ervoor dat u het te lassen werkstuk
niet
met
de
66
boog
kan
worden
LASSTROOM
30 A - 40 A
50 A -65 A
70 A -100 A
100 A - 140 A
140 A - 160 A
160 A - 200 A
elektrode
beschadigt
aangezien de bekleding vrij kan komen
waardoor de boog moeizamer ontsteekt.
• Houd na de ontsteking van de boog de
elektrode in een stand met een hoek van
ongeveer 60°. Door de elektrode van links
naar rechts te verplaatsen kunt u het lassen
met het oog controleren. U kunt de booglengte
controleren door de elektrode een beetje op
en neer te bewegen. Door een variatie van
de lashoek kan de afmeting van de laszone
variëren en wordt het bedekkende vermogen
van de slak verbeterd.
• Laat aan het einde van het lassen de
resten afkoelen alvorens u ze met de borstel
met punt verwijdert.
Let op:
- bescherm uw ogen
- vermijd schade als u de resten met de
borstel en de punt verwijdert.
LET OP!
Onrein te lassen materiaal, een slechte
verbinding tussen de aarddraad en het
te lassen werkstuk of een verkeerde
bevestiging van de elektrodeklem kan een
slechte start veroorzaken.
7.0 LASKWALITEIT
De kwaliteit van het lassen wordt voornamelijk
bepaald door de ervaring van de lasser, het
soort lassen en de kwaliteit van de elektrode.
Voor u begint de lassen kies het model en de
diameter van de elektrode. Let daarbij goed
op de dikte en de samenstelling van het te
lassen metaal en de stand.
De juiste lasstroom
De elektrode zal snel verbranden als
de stroom een te grote intensiteit heeft.
Bovendien zal de las onregelmatig en moeilijk
te controleren zijn. Als de stroom echter te
laag is, zal het vermogen afnemen, waardoor
de las smal en onregelmatig wordt.
De juiste booglengte
Als de boog te lang is, zal het werkstuk
bramen en smeltpunten vertonen. Als de
boog echter te kort is, zal de warmte te laag
zijn, waardoor de elektrode aan het werkstuk
in bewerking vastkleeft.