Gardeo GTHT26 Mode D'emploi page 21

3. Een reservemes
4. Zaken om de werkzone af te bakenen (koord, waarschuwingstekens)
5. Een fluitje (voor samenwerking of een noodgeval)
6. Een bijl of een zaag (voor het verwijderen van obstakels)
c. Gebruik uw heggenschaar nooit wanneer u een broek met een losse omslag draagt, wanneer u sandalen draagt of
wanneer u blootsvoets bent.
WAARSCHUWING MET BETREKKING TOT DE BRANDSTOF
a. De motor van de heggenschaar werkt met een brandstofmengsel dat zeer ontvlambare benzine bevat. U
mag nooit blikken met brandstof opslaan of de brandstoftank vullen in een ruimte met een boiler, een
kachel, een houtvuur, elektrische vonken, lasvonken of een andere warmte- of vuurbron die de brandstof
kan doen ontvlammen.
b. Roken tijdens het werken met de heggenschaar of het vullen van de brandstoftank is uitermate gevaarlijk. Zorg er
steeds voor dat aangestoken sigaretten uit de buurt van de heggenschaar blijven.
c. Alvorens de tank te vullen moet de motor worden uitgeschakeld en moet worden nagegaan of er in buurt nergens
vonken of open vlammen zijn.
d. Als er tijdens het vullen brandstof wordt gemorst, moet die met een droog doek worden afgeveegd, alvorens de
motor weer aan te zetten.
e. Na het vullen van de tank moet de dop van de brandstoftank stevig worden dichtgeschroefd en moet de
heggenschaar naar een plaats worden gebracht die ten minste 3 meter verwijderd is van de plaats waar er brandstof
werd toegevoegd, alvorens de motor aan te zetten.
ZAKEN DIE MOETEN WORDEN GECONTROLEERD VOORDAT DE HEGGENSCHAAR WORDT
GEBRUIKT
a. Alvorens te beginnen met werken. Kijk goed rond om een duidelijk beeld te krijgen van de vorm van wat moeten
worden geschoren en om te weten te komen of er obstakels in de weg staan. Verwijder de verplaatsbare obstakels.
b. Een zone met een omtrek van 15 m rond de persoon die de heggenschaar gebruikt, moet als een gevaarlijke zone
worden beschouwd die door niemand mag worden betreden, terwijl de heggenschaar in gebruik is. Breng desnoods
afbakeningslint en waarschuwingsborden rondom het werkterrein aan. Wanneer het werk door twee of meer personen
tegelijk moet worden uitgevoerd, moet voortdurend in het rond worden gekeken zodat er een veilige afstand tussen
alle personen kan worden gehandhaafd.
c. Ga na of er geen loszittende schroeven of bouten, brandstoflekken, scheuren, blutsen en andere problemen zijn
die een veilige bediening in de weg kunnen staan. Controleer vooral of er niets mis is met de messen en met de lassen
waarmee de messen aan de heggenschaar zijn bevestigd.
d. Gebruik nooit messen die verbogen, scheefgetrokken, gebarsten, gebroken of op één of andere manier beschadigd
zijn.
e. Houd het mes altijd scherp.
f. Als u de snijrand met een vijl bijwerkt, moet u de hoek op het uiteinde scherp houden en de basis van de rand
afronden.
g. Controleer de bout voor het vastzetten van het mes en zorg ervoor dat het mes probleemloos werkt zonder
abnormale geluiden.
20