6. Vóór inbedrijfstelling
Controleer of de gegevens vermeld op het ken-
plaatje overeenkomen met de gegevens van
het stroomnet alvorens het gereedschap aan te
sluiten.
•
Controleer het toestel op transportschade. Het
transportbedrijf dat de compressor geleverd
heeft onmiddellijk op de hoogte stellen van
eventuele schade.
•
De compressor dient in de nabijheid van de
verbruiker te worden opgesteld.
•
Lange luchtleidingen en lange toevoerleidin-
gen (verlengkabels) moeten worden verme-
den.
•
Ervoor zorgen dat de aanzuiglucht droog en
stofvrij is.
•
De compressor niet in een vochtige of natte
ruimte opstellen.
•
De compressor mag slechts in gepaste ruimten
(goed geventileerd, omgevingstemperatuur
+5°C tot 40°C) worden gebruikt. In de ruimte
mogen geen stof, zuren, dampen, explosieve
of ontvlambare gassen aanwezig zijn.
•
De compressor is geschikt voor gebruik in
droge ruimten. Hij mag niet worden gebruikt
in zones waarin met spatwater wordt ge-
werkt.
•
Vóór inbedrijfstelling dient het oliepeil in de
compressorpomp te worden gecontroleerd
(zie 9.4).
Anl_4010162.indb 25
Anl_4010162.indb 25
NL/BE
7. Montage en inbedrijfstelling
Let op!
Voor ingebruikneming het toestel zeker
volledig monteren!
Voor de montage hebt u nodig:
•
1 platte open sleutels van 13 mm (niet bij de
leveringsomvang begrepen)
•
2 platte open sleutels van 16 mm (niet bij de
leveringsomvang begrepen)
7.1 Montage van de wielen (11)
Monteer de bijgaande wielen zoals voorgesteld
in fi g. 5.
7.2 Montage van de standvoeten (8)
Monteer de bijgaande standvoeten zoals voorge-
steld in fi g. 6.
7.3 Montage van de luchtfi lter (15)
Verwijder de transportstop (B) en draai de luchtfi l-
ters (15) op het toestel vast (fi g. 7,8). Zorg ervoor
dat de aanzuigopening op de luchtfi lter naar
beneden wijst.
7.4 Vervangen van het transportdeksel
(A)
Verwijder het transportdeksel van het olievulgat
(21) en plaats de bijgaande oliesluitdop (16) in
het olievulgat. (Fig. 9,10)
7.5 Aansluiting op het net
•
Alvorens het toestel in gebruik te nemen dient
u er zich van te vergewissen dat de netspan-
ning overeenkomt met de bedrijfsspanning
(vermeld op het kenplaatje van het toestel).
•
Lange toevoerleidingen alsook verlengkabels,
kabeltrommels enz. leiden tot spanningsver-
lies en kunnen het starten van de motor belet-
ten.
•
Bij temperaturen onder +5°C start de motor
eventueel moeilijk ten gevolge van stroefheid.
- 25 -
25.03.13 15:50
25.03.13 15:50