5.3.5 Persoonlijke veiligheidsuitrusting
De gebruiker en personen die zich in de buurt bevin-
den, moeten tijdens het gebruik van het apparaat een
6 Bediening
nl
ATTENTIE
Draag werkhandschoenen. De snijkanten van het zaag-
blad zijn scherp. U kunt letsel oplopen door de snijkanten
aan te raken.
ATTENTIE
Gebruik een licht ademmasker en een veiligheidsbril.
Door het zagen ontstaan opdwarrelend stof en zaagspa-
nen. Het opdwarrelende materiaal kan schadelijk zijn voor
de ademwegen en de ogen.
ATTENTIE
Draag oorbeschermers. Het apparaat en het zaagpro-
ces veroorzaken geluidsoverlast. De inwerking van geluid
kan gehoorbeschadiging veroorzaken.
6.1 Wisselen van zaagblad
ATTENTIE
Gebruik werkhandschoenen voor het wisselen van
gereedschap. Het gereedschap, de spanflens en de
spanschroef worden heet.
ATTENTIE
Zorg ervoor dat het op te spannen zaagblad voldoet
aan de technische vereisten en goed geslepen is. Een
scherp zaagblad vormt de voorwaarde voor een correcte
zaagsnede.
6.1.1 Zaagblad demonteren 3
1.
Haal de stekker uit het stopcontact.
2.
Druk op de spindelblokkeerknop.
3.
Draai met de inbussleutel aan de bevestigings-
schroef van het zaagblad tot de vergrendelbout
volledig vergrendelt.
86
geschikte veiligheidsbril, een helm, oorbeschermers,
werkhandschoenen en een licht stofmasker dragen.
5.3.6 Afscherming
Schakel het apparaat niet in wanneer het zaagblad,
de afdekkap of de pendelbeschermkap niet correct
gemonteerd zijn.
4.
Draai de bevestigingsbout met behulp van de sleutel
linksom los.
5.
Verwijder de bevestigingsschroef en de buitenste
spanflens.
6.
Open de pendelbeschermkap door hem weg te
draaien en verwijder het zaagblad.
6.1.2 Zaagblad monteren
1.
Haal de stekker uit het stopcontact.
2.
Reinig de opnameflens en de spanflens.
3.
Breng de bevestigingsflens aan.
4.
Open de pendelbeschermkap.
5.
ATTENTIE Let op de pijl op het zaagblad die de
draairichting aangeeft.
Breng het nieuwe zaagblad aan.
6.
Plaats de buitenste spanflens.
7.
Bevestig de spanflens met de spanbout rechtsom.
Hierbij dient net als bij het loszetten de spindelblok-
keerknop te worden ingedrukt.
8.
Controleer voor gebruik of het zaagblad goed be-
vestigd is.
6.2 Zaagdiepte instellen 4
AANWIJZING
De ingestelde zaagdiepte dient altijd zo te worden geko-
zen dat deze circa 5 tot 10 mm groter is dan de te zagen
materiaaldikte.
De zaagdiepte kan traploos tussen 0 en circa 70 mm
worden ingesteld.
1.
Haal de stekker uit het stopcontact.
2.
Zet het apparaat op een ondergrond.
3.
Maak de spanhendel voor de zaagdiepte-instelling
los
Aan de pijl op de schaal van het carter kan de
ingestelde zaagdiepte worden afgelezen.
4.
Til het apparaat met een schaarvormige beweging
op en stel de zaagdiepte in door de spanhendel vast
te zetten.
6.3 Schuine zaagsnede instellen 5
Het apparaat kan voor schuine zaagsnedes op elke wil-
lekeurige hoek tussen de 0 en 56º worden ingesteld.