en uit te schakelen, wordt de gebruiker gevraagd om de storing
te proberen te verhelpen middels één of meer van de volgende
maatregelen:
- Richt de ontvangstantenne opnieuw uit of verplaats het.
- Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
- Sluit het apparaat aan op een stopcontact op een andere
groep dan waarop de ontvanger is aangesloten.
- Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio / tv-monteur.
17. Metingen zijn niet mogelijk bij patiënten met vaak voorkomende
hartritmestoornissen.
18. Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik bij te vroeg geborenen,
kinderen of zwangere vrouwen. (Er zijn geen klinische tests uit-
gevoerd op te vroeg geborenen, kinderen of zwangere vrouwen.)
19. Beweging, beven of rillen kan invloed hebben op het resultaat
van de meting.
20. Het apparaat mag niet toegepast worden op patiënten met
slechte perifere doorbloeding, merkbare lage bloeddruk of een
lage lichaamstemperatuur (er is dan een te lage bloedstroom
naar de meetpositie).
21. Het apparaat kan niet toegepast worden bij patiënten met een
kunsthart en -long (er is geen polsslag).
22. Neem contact op met uw arts wanneer u last heeft van een van
de volgende aandoeningen: hartritmestoornissen zoals atriale of
ventriculaire premature hartslagen of atriale fibrillatie, arteriale
sclerose, slechte perfusie, diabetes, zwangerschapsvergiftiging,
nierziektes.
23. De patiënt kan een beoogde gebruiker zijn.
42
PC-BMG3018_IM
04.07.18