Constant toerental
Het vooraf ingestelde toerental wordt bij onbelast
toerental en bij bewerking constant gehouden.
Temperatuurbeveiliging
Als bescherming tegen oververhitting wordt de
machine bij het bereiken van een kritische mo-
tortemperatuur door de veiligheidselektronica
uitgeschakeld. Na een afkoeltijd van ca. 3-5 mi-
nuten is de machine weer bedrijfsklaar. Bij een
draaiende machine (onbelast toerental) neemt
de afkoeltijd af.
Stroombegrenzing
De stroombegrenzing zorgt er bij extreme overbe-
lasting voor dat de hoogte van de stroomopname
toelaatbaar blijft. Dit kan leiden tot een lager mo-
tortoerental. Na ontlasting komt de motor direct
weer op toeren.
Rem (TS 75 EBQ)
Bij het uitschakelen wordt het zaagblad in
1,5 – 2 seconden elektronisch tot stilstand afge-
remd.
4.2
Zaagdiepte
De zaagdiepte kan van 0 – 75 mm worden inge-
steld:
- de zaagdiepteaanslag [3-3] indrukken en tot
de gewenste zaagdiepte verschuiven (de op de
schaal [3-1] aangegeven waarden gelden voor
0°-zaagsneden zonder geleiderail),
- de zaagdiepteaanslag loslaten (de zaagdiepte-
aanslag klikt in stappen van 1 mm in).
Het zaagaggregaat kan nu tot de ingestelde zaag-
diepte naar beneden worden gedrukt.
In de boring [3-2] van de zaagdiepteaanslag kan
een draadpen (M4x8 tot M4x12) worden aange-
bracht. Door aan de draadpen te draaien kan
de zaagdiepte nog exacter (± 0,1 mm) worden
ingesteld.
4.3
Zaaghoek
Het zaagaggregaat kan tussen de 0° en 47° wor-
den gedraaid:
- draaiknoppen [3-4, 3-6] losdraaien,
- zaagaggregaat in de gewenste zaaghoek [3-5]
brengen,
- draaiknoppen weer vastdraaien.
Aanwijzing: De beide eindstanden zijn op de
fabriek ingesteld op 0° en 45°. Door de beide
schroefdraadpennen [3-7] tegen de klok in te
draaien, kan de eindstand van 45° tot maximaal
47° worden vergroot.
4.4
Wisselen van het zaagblad
- hendel [4-2] omdraaien tot de aanslag,
- inschakelblokkering [4-1] naar boven draaien
en zaagaggregaat naar beneden drukken tot het
inklikt,
- bout [4-4] met de inbussleutel [4-3] losdraaien,
- zaagblad afnemen,
- fl enzen [4-8, 4-10] schoonmaken,
- nieuw zaagblad inzetten.
De draairichting van het zaagblad [4-9]
en de machine [4-7] dienen overeen te
komen!
- buitenste fl ens [4-10] zo inzetten dat de mee-
neempennen in de uitsparingen van de binnen-
ste fl ens [4-8] grijpen.
- Bout [4-4] vast aandraaien,
- hendel [4-2] terugdraaien.
4.5
splijtwig instellen
- hendel [4-2] tot de aanslag omdraaien,
- inschakelblokkering [4-1] naar boven draaien
en zaagaggregaat naar beneden drukken tot het
inklikt,
- bout [4-6] met inbussleutel [4-3] losdraaien,
- splijtwig volgens afbeelding 4 instellen,
- bout [4-6] vast aandraaien,
- hendel [4-2] terugdraaien.
4.6
Afzuiging
Sluit de machine altijd aan op een afzui-
ging.
Op de draaibare afzuigaansluiting [6-1] kan een
Festool-afzuigapparaat met een afzuigslang met
een diameter van 36 mm of 27 mm (36 mm aanbe-
volen wegens het geringere verstoppingsgevaar)
worden aangesloten
4.7
Splinterbescherming monteren
Bij 0°-zaagsneden verbetert de splinterbescher-
ming (accessoires) duidelijk de kwaliteit van de
snijrand van het afgezaagde werkstukdeel aan
de bovenliggende zijde.
- splinterbescherming [5-1] op de beschermkap
bevestigen,
- machine op het werkstuk resp. de geleiderail
plaatsen,
- splinterbescherming tot op het werkstuk naar
beneden drukken en met de draaiknop [5-2]
vastschroeven.
- splinterbescherming inzagen (machine op maxi-
male zaagdiepte en toerentaltrap 6).
5
Werken met de machine
Bevestig het werkstuk altijd zo, dat het
tijdens de bewerking niet kan bewegen.
De machine dient steeds met beide han-
den aan de daarvoor bestemde handgre-
pen [1-1, 1-6] te worden vastgehouden.
42