Opmerking: Als het meetgereedschap buiten het zelfwaterpasbereik
en niet in de handmatige modus is, knippert de laserstraal met korte tus-
senpozen.
– Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt u zo vaak op de
modustoets 3 tot het meetgereedschap wordt uitgeschakeld.
Ingebruikneming laserontvanger
(zie afbeelding B)
Bescherm de laserontvanger tegen vocht.
Stel de laserontvanger niet bloot aan extreme temperaturen
of temperatuurschommelingen. Laat deze bijvoorbeeld niet
lange tijd in de auto liggen. Laat de laserontvanger bij grote tempe-
ratuurschommelingen eerst op de juiste temperatuur komen voordat
u deze in gebruik neemt. Bij extreme temperaturen of temperatuur-
schommelingen kan de nauwkeurigheid van de laserontvanger nade-
lig worden beïnvloed.
Bij ongunstige lichtomstandigheden (omgeving met veel licht, fel zon-
licht) en op grote afstanden gebruikt u de laserontvanger om de laser-
straal beter te kunnen vinden.
Opmerking: De laserontvanger kan alleen worden gebruikt wanneer
het meetgereedschap zich in een modus met pulserende laserstraal
bevindt.
Laserontvanger in- en uitschakelen
Bij het inschakelen van de laserontvanger klinkt een luid
geluidssignaal. Houd daarom de laserontvanger bij het
inschakelen uit de buurt van uw oren en uit de buurt van
andere personen. Het luide geluid kan het gehoor beschadigen.
– Als u de laserontvanger wilt inschakelen, drukt u op de aan/uit-
toets 12.
Na het inschakelen van de laserontvanger is altijd de meetnauwkeurig-
heid „middel" ingesteld.
– Als u de laserontvanger wilt uitschakelen, drukt u op de aan/uit-
toets 12.
Als er ca. 5–8 minuten geen toets op de laserontvanger wordt ingedrukt
en het ontvangstveld 11 5–8 minuten lang niet door een laserstraal
wordt bereikt, wordt de laserontvanger automatisch uitgeschakeld om
de batterijen te ontzien.
2 610 A13 773 • 17.2.10
Nederlands | 79