3.5. Alarmgeheugen
Als het alarm afging tijdens uw afwezigheid, knipperen de knipperlichten 5 maal wanneer de
deuren worden ontgrendeld en weerklinkt de zoemer 5 maal.
Het systeem slaat de laatste alarmoorzaken op in het geheugen. Deze kunnen geïdentificeerd
worden door te tellen hoeveel keer de led knippert alvorens de ontsteking AAN te schakelen.
1 flits: deuren
2 flitsen: inbraaksensor
3 flitsen: motorkap
4 flitsen: contactsleutel
5 flitsen: koffer
6 flitsen: bedrading alarmsysteem of sirene
7 flitsen: extra sensor
Opmerking:
– Er is een pauze van 2 seconden tussen 2 verschillende alarmgeheugens.
Opmerking:
–
Als u vermoedt dat het alarmsysteem reageert op een valse detectie, tel dan het aantal flitsen
van de led en neem dan contact op met uw erkende dealer.
3.6. Alarm zonder geluid van de autoclaxon
Deze optie is standaard uitgeschakeld. Om ze in te schakelen, neemt u contact op met uw
erkende dealer.
Naast de standaardsirene, kan de autoclaxon worden in- of uitgeschakeld als het alarm in- of
uitschakelt.
3.7. Garage-modus
Als u uw auto naar uw erkende dealer moet brengen en de afstandsbediening niet wilt afgeven,
kunt u het alarmsysteem voor een beperkte tijd deactiveren.
In de garage-modus worden alle alarmfuncties van het systeem gedeactiveerd.
Deze modus moet als volgt handmatig worden geactiveerd:
1. Uitschakelen met de afstandsbediening.
2. Sleutel in contact steken en op IG ON draaien
3. De deur aan de kant van de bestuurder openen.
4. Gedurende 3 seconden op de vergrendelknop van de afstandsbediening drukken.
De knipperlichten en de led zullen 1 lange flits geven en een lang piepje zal ter bevestiging
weerklinken.
62 VSS3