OBJ_BUCH-828-001.book Page 80 Wednesday, October 15, 2008 3:12 PM
80 | Nederlands
Hoeknauwkeurigheid tussen 0°- en
90°-laserlijn controleren
– Plaats het meetgereedschap in een van de
hoeken van het meetoppervlak. Schakel
het meetgereedschap in en stel het zo af
dat de 0°-laserlijn langs de lange zijde van
het meetoppervlak en de 90°-laserlijn
langs de korte zijde van het meetopper-
vlak verloopt.
10 m
– Markeer het kruispunt van de laserlijnen
op de vloer (punt I). Markeer bovendien
het midden van de 0°-laserlijn op 5 m
afstand (punt II) en op 10 m afstand
(punt III).
– Stel het meetgereedschap (zonder het te
draaien) op 5 m afstand zodanig op dat
het kruispunt van de laserlijnen het reeds
gemarkeerde punt II raakt en de 0°-laser-
lijn door punt III verloopt.
Markeer het midden van de 90°-laserlijn
op 5 m afstand (punt IV).
1 609 929 S09 | (15.10.08)
– Draai het meetgereedschap zodanig 90°
dat het midden van de 0°-laserlijn door
punt IV verloopt.
Het kruispunt van de laserlijnen moet nog
steeds op punt II liggen.
– Markeer het midden van de 90°-laserlijn
op 5 m afstand als punt V zo dicht moge-
lijk bij punt I.
– Het verschil d van de beide punten V en I
levert de feitelijke afwijking van de 0°-
laserlijn en de 90°-laserlijn van de rechte
hoek op.
Op het meettraject van 2 x 5 = 10 m be-
draagt de maximaal toegestane afwijking:
10 m x ±0,2 mm/m = ±2 mm.
Het verschil d tussen de punten I en V mag
daarom hoogstens 2 mm bedragen.
Bosch Power Tools