Ruimteklimaat
4
In ingeschakelde toestand worden de omgeving-
stemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid
constant op het display weergegeven. In plaats
van de omgevingstemperatuur kan ook de
dauwpunt- of natte bol-temperatuur worden
ingesteld. Door de toets ‚DP/WP' lang in te
drukken, kunt u tussen de verschillende waarden
omschakelen.
Druk lang op de toets ‚UNIT' om de eenheden
°C/°F in te stellen.
Neem de volgende gebruiksinstructies in acht bij de bepaling van de
windsnelheid of de volumestroom:
– plaats het apparaat parallel aan de stromingsbron
– plaats het apparaat zo dicht mogelijk bij de stromingsbron
– bepaal met behulp van de MAX-functie de plek met de sterkste luchtstroom
– vermijd directe zonnestraling tijdens de meting
Windsnelheid
5
Activeer na het inschakelen de functie ‚VEL'
door op de ‚MODE'-toets te drukken. Door
het meerdere malen indrukken van de toets
‚UNIT' veranderen de eenheden: m/s (meter
per seconde), km/h (kilometer per uur), mil/h
(mijl per uur), ft/m (voet per minuut), ft/s
(voet per seconde), knots (knopen).
Door het indrukken van de toets ‚MAX/MIN'
wordt de hoogste resp. laagste waarde tijdens
een meting op het display weergegeven. Druk
op de toets „HOLD" om de actuele meet-
waarde te behouden.
16
NL
DP
WB
VEL
2 sec
m/s
DP
WB
VEL
2 sec
m/s
m/s