INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER
Indien het toestel wordt aangebracht op een
basis met oven moeten de noodzakelijke
voorzorgsmaatregelen worden getroffen, om
te garanderen dat de installatie voldoet aan de
veiligheidsvoorschriften. Besteed er bijzondere
aandacht aan dat de elektriciteitskabel en de
toevoerbuis zodanig zijn geplaatst dat deze niet
inaanraking komen met de hete delen van de
behuizing van de oven. In geval van installatie
op een oven zonder geforceerde koelventilatie
moet voor een goede ventilatie voor een geschikte
luchttoevoer worden gezorgd met een ingang die
minstens 200 cm 2 kleiner is en een uitgang die
groter is dan minstens 60cm 2 .
Bevestiging van het kookvlak
Ieder kookvlak is voorzien van een speciale
dichting.
Bovendien wordt een reeks haken geleverd,
die gebruikt moeten worden om de plaat te
bevestigen.
Afhankelijk van het type bodem wordt het
geschikte type bevestigingshaak geleverd (haak A
of haak B).
Handel als volgt voor de installatie:
- Verwijder de roosters en branders van het
kookvlak.
- Draai het toestel om en breng dichting S langs de
buitenrand aan (fig. 5).
- Breng het kookvlak in de opening aan die in
het meubel is gemaakt en zet hem vast met de
schroeven V van de bevestigingshaken G (fig.
6/6A).
Plaats van installatie
D i t t o e s t e l i s n i e t u i t g e r u s t m e t e e n
evacuatiesysteem voor de producten van de
verbranding; het is dus noodzakelijk de rook naar
buiten te evacueren met behulp van een dampkap
of een elektrische ventilator die geactiveerd wordt
telkens men het toestel gebruikt.
De ruimte waarin het toestel geïnstalleerd wordt,
moet een natuurlijke luchtaanvoer hebben voor de
regelmatige verbranding van gas en de ventilatie
van de ruimte: het nodige volume lucht mag niet
kleiner zijn dan 20 m 3 .
De luchttoevoer moet gebeuren door een
permanente opening, aangebracht in de muren
van de kamer en die voor een verbinding naar
buiten zorgt.
De ventilatie kan ook afkomstig zijn van
een aangrenzende kamer. In dat geval de
desbetreffende geldende normen respecteren.
De openingen moeten een minimale doorsnede
hebben van 200 cm 2 .
Gasaansluiting
Zich ervan vergewissen dat het toestel geschikt is
voor het beschikbare type gas; om dat te weten
kijk naar het etiket onderaan op het toestel of
naar het etiket op de laatste pagina van deze
handleiding.
Handel overeenkomstig de instructies vermeld in
de paragraaf "gastransformaties en instellingen"
voor de eventuele aanpassing aan verschillende
gassen.
Het toestel moet aangesloten worden op de
gasinstallatie met behulp van harde metalen
buizen of van stalen flexibele leidingen met
continue wand conform de geldende normen.
De gasingang-aansluiting van het toestel is
van schroefdraad voorzien: gas cilindervorming
mannelijk (figuur 7).
De aansluiting mag de gasinlaatbuis niet belasten.
Eens de installatie voltooid, controleer de
dichtheid van de verbindingen met een
zeepoplosing.
Elektrische aansluiting
De aansluiting op het elektrische net moet
uitgevoerd worden door geschoold personeel
overeenkomstig de geldende normen.
De spanning van de elektrische installatie moet
overeenstemmen met die vermeld op het etiket dat
zich onderaan op het toestel bevindt. Controleren
of de installatie uitgerust is met een doeltreffende
massa-aansluiting ("terre") overeenkomstig de
normen en wettelijke bepalingen.
De massaaansluiting is verplicht.
Als het toestel geen stekker heeft, op de
voedingskabel een genormaliseerde stekker
aanbrengen.
Voor de elektrische aansluiting (in het geval
van overbelasting van cat. III) moet conform de
installatienormen gebruik worden gemaakt van een
schakelaar dat de aansluiting met het elektrische
net onderbreekt. Hierbij moet de afstand tussen
de contacten groot genoeg zijn om de totale
onderbreking met het net te garanderen.
22